e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Opoeteren

Overzicht

Gevonden: 3008
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gedienstig gedienstig: he is gedeenstig (Opoeteren), hè is gedeenstig (Opoeteren), hŋ is gɛdenstigh (Opoeteren) Hij is gedienstig (geneigd om dienst te bewijzen). [ZND 35 (1941)] III-1-4
gedoopt worden gedoopt worden: gedeipt weire (Opoeteren) Gedoopt worden. [N 96D (1989)] III-3-3
geduld geduld: həp toch wat gədeltj (Opoeteren), delt zoals Fr. elle  heb toch wat gedelt (Opoeteren), tweede e van gedeltj als in vent  heb toch wa gedeltj (Opoeteren), patintie: Fr. patience Samenst. pasjentsiewerk  pasjentsie (Opoeteren) geduld || Heb toch wat geduld! [ZND 35 (1941)] III-1-4
gedwee gedwee: NB. Mar.: waarom gewillig (= bereidwillig =doet het gráág!) en gedwee gesplitst?: waarom dit bij gedwee??  ei gedwiei kentj (Opoeteren), ook materiaal 23, 69; znd 35, 49  gedwiei (Opoeteren), ook materiaal znd 23, 69; znd 35, 49  gedwiĕej (Opoeteren), gewillig: NB. Mar.: waarom gewillig (= bereidwillig =doet het gráág!) en gedwee gesplitst?: waarom dit bij gedwee??  ei gewillig kentji (Opoeteren), ook materiaal 23, 69; znd 35, 49  gewillig (Opoeteren), gəwillich (Opoeteren), goed: NB. Mar.: waarom gewillig (= bereidwillig =doet het gráág!) en gedwee gesplitst?: waarom dit bij gedwee??  ei goot kentj (Opoeteren, ... ), ook materiaal 23, 69; znd 35, 49  goot (Opoeteren), goed van aard: NB. Mar.: waarom gewillig (= bereidwillig =doet het gráág!) en gedwee gesplitst?: waarom dit bij gedwee??  ei goot van aard (Opoeteren) Een gewillig (gedwee) kind. [ZND 35 (1941)] || gedwee [ZND 01 (1922)] III-1-4
geelgors gele schrijver: gèle sjri-jver (Opoeteren) geelgors III-4-1
geelzucht geel verf: gèl veͅɛf (Opoeteren), gèèl verf (Opoeteren), gèèlverf (Opoeteren) de geelzucht (ziekte waarbij de huid en ook het wit van de ogen geel wordt) [ZND 35 (1941)] III-1-2
geen ... waard geen cent waard: gənə sent wèrt (Opoeteren), geen kloten waard: meer plat  gən klūətə wèrt (Opoeteren), geen knabje waard: gij knepke weèrt (Opoeteren), geen sik waard: sik (Opoeteren), geen sikkepit waard: gənə sikəpit wèrt (Opoeteren) Hoe zegt men van iets dat geen waarde heeft? (dat is geen ... waard). [ZND 28 (1938)] III-3-1
geen rust hebben geen rust hebben: he hét gein rèst (Opoeteren) hij heeft geen rust [ZND 42 (1943)] III-1-4
geerakker kortvoren: kǫrt˲vǭ ̝rǝ (Opoeteren) Onder een geerakker wordt hier verstaan dat deel van een akker dat gerend geploegd moet worden als de akker niet de vorm van een rechthoek of een parallellogram heeft. De benaming voor dit onderdeel is niet zelden ook op de gerende akker in zijn geheel toepasselijk. Opgaven die duidelijk de (geometrische) vorm of een scherpe hoek van een akker bleken te betreffen, zijn in dit lemma echter niet opgenomen. Zie verder ook het volgende lemma. [N 11, 4b + 64; N 11A, 127 + 137f + 137g; N P, 1; A 33, 9 add.; A 33, 10; JG 1a + 1b; JG 2b-4, 7; monogr.] I-1
geestelijke geestelijke: geistelik (Opoeteren) Een priester die geen pater is [heer, geesteling]. [N 96D (1989)] III-3-3