e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Opoeteren

Overzicht

Gevonden: 3008
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
heiligenprentje beeldje: beeldje (Opoeteren) Een heiligenprentje, santje, ter opwekking van de devotie. [N 96B (1989)] III-3-3
heizeis hak: hak (Opoeteren), heizeissie: hęi̯zęi̯.si (Opoeteren) Zeis of een soort hak waarmee men hei maait of zoden hakt. In de regel heeft de heizeis √©√©n handvat. [JG 1a, 1b] I-8
hek, poortje achterpoortje: achterportsje (Opoeteren), veken: fekke (Opoeteren), Omdet het vekke upestòng is den hònd könne wegluipe  vekke (Opoeteren) achterpoortje naar de tuin of het achteruit || hekken || poortje in b.v. een haag III-2-1
hekel hekel: hikǝl (Opoeteren) Plank met rechtop staande pinnen waar het vlas doorheen wordt getrokken. [L 1, a-m; L 26, 30; monogr.] I-5
hel hel: hĕl (Opoeteren) De hel [hèl, höl]. [N 96D (1989)] III-3-3
helemaal, geheel en al heel: Iemand helemaal niet kennen: Ich kön hem van hart of start.  hiêl (Opoeteren), ram: ram (Opoeteren), rats: rats (Opoeteren) helemaal, geheel en al III-4-4
helling, talud afzink: aafzink (Opoeteren) helling, talud III-4-4
helpen helpen: heͅləpə (Opoeteren) helpen [ZND A1 (1940sq)] III-1-4
hemel hemel: he.məl (Opoeteren), heemel (Opoeteren), heməl (Opoeteren), hēməl (Opoeteren) De hemel [himmel, heemel]. [N 96D (1989)] || hemel [RND] || Hemel. [ZND 01 (1922)], [ZND A1 (1940sq)] III-3-3
hen met kuikens brok: brok (Opoeteren) Kip die rondloopt met kuikens. Zie afbeelding 9. [A 6, 1c; A 28, add.; L 22, 22; Gwn 5, 15 add.; NE II, 11; L B2, 320; R 3, 40; JG 1a, 1b, 2c; Vld.; monogr.] I-12