22383 |
spelen (alg.) |
spelen:
speeh(ii)le (P177a Ordingen)
|
spelen [GTRP (1980-1995)]
III-3-2
|
26471 |
speling op de steenbus |
spel:
spɛjǝl (P177a Ordingen)
|
[Vds 124; Jan 135; Coe 114; Grof 135]
II-3
|
32981 |
spelt |
spelt:
spɛlt (P177a Ordingen)
|
Triticum spelta L. Een soort van grove tarwe die ook op schrale grond gedijt. Het is in Limburg weinig bekend. De opgave spang, afkomstig uit het materiaal Willems, is hier wel opgegeven vanwege associatie met "speld". [Wi 52; monogr.; add. uit JG 1b; L 39, 15]
I-4
|
20165 |
spenen |
speunen:
spø̄ǝnǝ (P177a Ordingen)
|
Het veulen het zuigen ontwennen. [JG 1a, 1b; N 8, 59]
I-9
|
24247 |
sperwer |
stuiker:
stuiker (P177a Ordingen)
|
sperwer
III-4-1
|
26360 |
spie |
boulon:
(mv)
bǝlǫŋs (P177a Ordingen),
spie/spij:
spē̜(i̯) (P177a Ordingen)
|
De zeisring, die steel en blad verbindt, wordt vastgeslagen door middel van een spie, of door twee of meer spietjes. Doorgaans zijn ze van hout, omdat deze het beste vast blijven zitten; soms vindt men ook een ijzeren spie, vaak in combinatie met een houten. Zie ook de toelichting bij het lemma ''zeisring'', en afbeelding 4, nummer A4 en B4. [N 18, 67e; JG 1a, 1b, 2c; add. uit A 14, 2] || Wig waarmee de naaf van het molenrad op de molenboom wordt vastgezet. [Vds 65; Jan 71; Coe 59; Grof 82]
I-3, II-3
|
20121 |
spinnen |
spinnen:
speͅnə (P177a Ordingen)
|
spinnen [Goossens 1b (1960)]
III-2-1
|
34582 |
sporten |
sponnen:
spǫnǝ (P177a Ordingen),
sproten:
sprǫu̯tǝ (P177a Ordingen)
|
De scheien die de ladderbomen met elkaar verbinden. [JG 1a, JG 1b]
I-13
|
34055 |
springstier |
springvar:
sprɛ.ŋk˲vēǝr (P177a Ordingen)
|
[JG 1a, 1b; add. uit N 3A, 15]
I-11
|
26423 |
staakijzer van de watermolen |
staakijzer:
stǭkę̄zǝr (P177a Ordingen)
|
Bij watermolens een loodrecht staande, zware spil die aan de bovenzijde met een nok in het gat van de rijn van de loper past en aan de onderzijde in een op een beweegbare balk staande ijzeren pot draait. Op het staakijzer is een rondsel gemonteerd. Het geheel bevindt zich bij watermolens meestal onder de molenstenen. Achter het plaatscodenummer is tussen haakjes vermeld van welk materiaal het staakijzer in de betreffende plaats is vervaardigd. Zie ook het lemma ɛstaakijzer van de windmolenɛ.' [Vds 82; Jan 104; Coe 90; Grof 103; A 42A, 14; A 42A, 22; N D, 14]
II-3
|