24434 |
winde |
winde:
wɛjŋ (P177a Ordingen)
|
Winde waarmee in geval van een getand sluisijzer de sluisdeur op- of afgedraaid kan worden. Zie ook afb. 68 en 69 en de toelichting bij het lemma ɛsluisijzerɛ.' [Vds 45; Jan 42; Coe 28; Grof 63]
II-3
|
25958 |
windmolen |
windmolen:
wɛjn[molen] (P177a Ordingen)
|
Een molen die door de wind wordt aangedreven. De windmolen kan worden onderverdeeld in twee belangrijke hoofdgroepen: de standerdmolen en de Hollandse molen. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel -ømolenŋ het lemma ɛmolenɛ.' [Sche 2; Grof 2; monogr.; N D add.]
II-3
|
33832 |
windzuiger |
windschepper:
wę.ntsxø̜pǝr (P177a Ordingen)
|
Paard dat zich bijv. op de rand van een deur of voerbak vastklemt en met een klokkend geluid lucht naar binnen zuigt, die in de plaats van in de longen in de maag terechtkomt. Door te veel lucht in de maag kan het koliek (zie het lemma ''buikkrampen'' (7.4)) krijgen. [JG 1a, 1b; N 8, 62q, 84f en 85; A 48A, 41b en 41c]
I-9
|
22770 |
winnen |
winnen:
(w)Ene (P177a Ordingen)
|
winnen [GTRP (1980-1995)]
III-3-2
|
24279 |
winterkoninkje |
koninkje:
keuninkske (P177a Ordingen)
|
winterkoning
III-4-1
|
22374 |
wippen |
wippen:
(w)eepe (P177a Ordingen)
|
wippen [GTRP (1980-1995)]
III-3-2
|
32899 |
wis gras om te zavelen |
wis:
wes (P177a Ordingen)
|
Enkele zegslieden gaven aan op welke manier het slijpzand op de strekel werd aangebracht, en wel meestal met een wis gras die in het zandblok werd bewaard; soms ook met een lap. [JG 1b add.]
I-3
|
33779 |
wisselen van de tanden |
wisselen:
wesǝlǝ (P177a Ordingen)
|
Het breken of wisselen van de veulentanden gebeurt op twee en een half- à drie en een halfjarige leeftijd; het veulen verliest de melktanden en krijgt paardetanden, eerst de twee voorste tanden of binnentanden. Als het omstreeks vier jaar is, breken de twee middentanden en op vier en een half- à vijfjarige leeftijd de twee hoektanden. [JG 1a, 1b; N 8, 19]
I-9
|
33772 |
wit stervormig vlekje op het voorhoofd |
ster:
stē̜ǝr (P177a Ordingen)
|
Witte plek op het voorhoofd van donkerharige paarden, niet groot maar van verschillende vorm als rond, ovaal e.d. Een ster is iets groter dan een kol. Zie afbeelding 3. [JG 1a, 1b; N 8, 27a; S 27]
I-9
|
34538 |
wit van het ei |
wit:
wet (P177a Ordingen)
|
[JG 1b, 1c; monogr.]
I-12
|