19525 |
zoutpot |
zoutpot:
zie tekening
zòtpot (L288a Ospel)
|
pot, stenen ~; inventarisatie benamingen voor grote ~~ voor bijv. zuurkool e.d., kleinere ~~ voor boter, eieren e.d. (pijppot, timperpot); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
19222 |
zuchten |
zuchten:
zuwgten (L288a Ospel)
|
zuchten [snokke] [N 10 (1961)]
III-1-4
|
21072 |
zuigen |
zuigen:
zuige (L288a Ospel),
zuigge (L288a Ospel),
zøͅi̯gə (L288a Ospel),
zuiken:
zoeke (L288a Ospel),
Sókkerpaek zoêke
zoêke (L288a Ospel)
|
limonade door een rietje zuigen [DC 35 (1963)] || zuigen [DC 38 (1964)] || zuigen [suuke, snekke] [N 10 (1961)]
III-2-3
|
34181 |
zuiveren |
knoeien:
knoeien (L288a Ospel)
|
Afscheiding blijven geven na het kalven, gezegd van de koe. [N 3A, 58]
I-11
|
26720 |
zultturf |
zultturf:
zøljtjtø̜rǝf (L288a Ospel)
|
Turven waarvan de gloeiende kolen in de stoof uitdoven. [I, 11b]
II-4
|
20518 |
zure haring |
ingelegde haring:
ingelagdje hieëring (L288a Ospel)
|
ingemaakte haring
III-2-3
|
24882 |
zuring (alg.) |
surelle (fr.):
serel’ (L288a Ospel),
zuurloof:
zoorlouf (L288a Ospel)
|
zuring
III-4-3
|
20336 |
zuster |
zuster:
zeuster (L288a Ospel, ...
L288a Ospel,
L288a Ospel),
zuster (L288a Ospel),
zöster (L288a Ospel),
neen
zeuster (L288a Ospel)
|
Een lid van een vrouwelijke geestelijke orde, zuster, non [zuster, non, maseur, begijn]. [N 96D (1989)] || zus || zuster; bestaat er een woord voor broers en zusters samen (Hd. Geschwister?) [DC 05 (1937)] || zuster; mijn - is achttien, mijn zuster twintig jaar; < 6 jaar [DC 12a (1943)] || zuster; mijn - is achttien, mijn zuster twintig jaar; ± 10 jaar [DC 12a (1943)] || zuster; mijn broer is achttien, mijn zuster twintig jaar; volw. [DC 12a (1943)]
III-2-2, III-3-3
|
20960 |
zuur |
grel:
Te vreug geplökdje ougstappel smaake grel: te vroeg geplukte oogstappels smaken zuur
grel (L288a Ospel)
|
zuur
III-2-3
|
20541 |
zuurdesem |
desem:
deîsem (L288a Ospel),
hevel:
heevel (L288a Ospel, ...
L288a Ospel),
D¯n hieëvel in ¯t broët neet vergaete
hieëvel (L288a Ospel),
zuurdesem:
zoordeîsem (L288a Ospel)
|
desem || zuur desem || zuurdesem
III-2-3
|