e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Ospel

Overzicht

Gevonden: 3815
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
grasspriet grasspiertje: [gras]spērkǝ (Ospel) Stengel of halm van de grasplant; een enkel smal blaadje. Zie voor de fonetische documentatie van het woord(deel) ''gras'' het lemma ''gras''. [N P, 4a; monogr.] I-3
grasveld, bleekveld bleek: bleek (Ospel), bleͅi̯.k (Ospel), groes: grōs (Ospel) bleekveld, om was te bleken || grasveldje bij het huis, o.a. gebruikt als bleekveld || het grasveld waarop men wasgoed te bleken legt [bleek, dries, groes] [N 90 (1982)] III-2-1
graszode grasris: grāsres (Ospel), ris: res (Ospel) Vierkant afgestoken stuk van de met gras begroeide bovengrond. Naar dialectbenamingen voor de graszode is vaak navraag gedaan getuige ook de bronnenopgave bij dit lemma. In verschillende enqu√™tes werd gevraagd naar de zode in het algemeen zowel de graszode als de heizode. De opgaven die betrekking hadden op de heizode zijn ondergebracht in lemma 3.14 ɛheizodeɛ.' [N 14, 77a; N 14, 77b; N 27, 39g; GV, K6; JG 1a, 1b; L 8, 123; L B2, 273; S 46; NE 2 II, 15; N 18, 38 add.; N 18, 40 add.; monogr.] I-8
grauwe renet rabauw: grauwe renet; zuur en grijsgroen; met ruwe schil; winterappel;  rebow (Ospel) renet, soort appel I-7
grauwe turf of grauwveen bolle turf: bōlǝ tø̜rǝf (Ospel), tos: tøs (Ospel), vale: vālǝ (Ospel) Het grauwveen is een laag veen van 0.5 tot 2.5 m dik en volgt op het bonkveen. De kleur ervan is lichtbruin en de laag bestaat uit heide- of wol-grasturf of turf uit veenmos. [II, 108] II-4
grauwe vliegenvanger piepertje: pieperke (Ospel), spinmusje: spinmöske (Ospel), vliegenvangertje: vleegevêngerke (Ospel) grauwe vliegenvanger || vliegenvanger, grauwe — III-4-1
grauwe wis grijze wis: grīs wes (Ospel) Gedroogde wis die men ongeschild verwerkt. [N 40, 13; monogr.] II-12
grauwveen graven vale graven: vālǝ grāvǝ (Ospel) Naast het overwegende graven naar de zwarte turf vindt, bij voorkeur in de winter, ook nog plaats het graven van het grauwveen. In de winter vriest de turf door, waardoor het vochtgehalte vermindert. [II, 108b] II-4
graven spaden: spajen (Ospel) Graven: met een spade of ander gereedschap in de grond delven (graven, spitten, spaden, paleien). [N 84 (1981)] III-1-2
graven (mv.) graven: grave (Ospel) De graven meervoud [graaf, graver, jraver, grèèver?]. [N 96A (1989)] III-3-3