e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Ospel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hoektouw vesteind: vɛstęntj (Ospel) Het touw waarmee de hoeken van de zeilen worden vastgezet. [N O, 5j; A 42A, add.] II-3
hoepel reep: reip (Ospel) Hoe noemt men het kinderspeelgoed, bestaande uit een grote houten of ijzeren ring, die met een stokje, een haak of een oog wordt voortgedreven, zodat hij over de weg rolt? [DC 19 (1951)] III-3-2
hoepels van de huifkar repen: ręi̯pǝ (Ospel) Houten hoepels waarover de huif gespannen werd. De hoepels werden in krammen tegen de zijplanken bevestigd. Meestal waren er vijf, waarvan de voorste naar voren helde. [N 17, 74 + 99] I-13
hoesten hoesten: hoosten (Ospel) hoesten [keche, kechelen] [N 10a (1961)] III-1-2
hok voor de beer berestal: bīrǝstal (Ospel) Soms gebruikt men, in aansluiting bij de benamingen voor het hok van de zeug, ook specifieke benamingen voor de hokken van de beer, de mestvarkens en de biggen. Deze laatste staan in de drie volgende lemma''s bijeen. [N 76, 41e] I-6
holenduif bosduif: bosdoef (Ospel) Kent U daarin diverse variëteiten of rassen? Welke? Geef naam en eigenschappen. [N 93 (1983)] III-3-2
hom kwab: kwap (Ospel) Hoe noemt u het voortplantignsvocht van mannelijke vissen (hom, melk, geiltje) [N 83 (1981)] III-4-2
hommel hommel: hummel (Ospel), hommeltje: mv.  hummeltjer (Ospel) hommel [DC 09 (1940)] III-4-2
homp brood dikke snede: dikke sneej (Ospel) homp; Hoe noemt U: Een dik stuk brood (homp, fomp, facht, hoft, knods, knoft, kreeuw) [N 80 (1980)] III-2-3
hond duuk: duuk (Ospel, ... ), hond: hoónt (Ospel, ... ) hond III-2-1