e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Ospel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kruidenjenever elsbitter: soort brandewijn gestookt volgens geheim recept onder toevoeging van aftreksek van alsemplant. Een Limburgse specialiteit  aelsbitter (Ospel) elsebitter III-2-3
kruidwis kruidwis: kroetwaes (Ospel) De bos kruiden die op 15 augustus gewijd werd, de kruidwis [krüdwis, kroetwusj]. [N 96C (1989)] III-3-2
kruidwis wijden kruidwiswijding: kroetwaeswi-jing (Ospel) De wijding van de kruiden op 15 augustus [der kroetwusj zeëne]. [N 96C (1989)] III-3-2
kruien afvaren: āfvārǝ (Ospel), kruien: krøjǝ (Ospel), krø̜jǝ (Ospel), turf uitdoen: tø̜rǝf ūtdōn (Ospel) De molen of molenkap draaien met als doel de wiekenas in de windrichting te plaatsen. [N O, 30i; N O, 30k; A 42A, 56; monogr.] || De turf naar het zetveld of de kant van de weg kruien. [II, 71] || Turf vervoeren met de kruiwagen. [I, 69] II-3, II-4
kruiketting, kruitouw kruiketting: krøjkęteŋ (Ospel) De op de kruias bevestigde ketting waarmee de molen of de molenkap wordt verplaatst. In l 289 en l 377 gebruikte men daartoe geen ketting maar een touw, in l 316 een kabel. [N O, 30b; N O, 30c; N O, 30d; A 42A, 57; monogr.] II-3
kruimel greumel: greûmel (Ospel, ... ), Verklw.gruuëmelke  gruuëmel (Ospel), gritseltje: uitsluitend verklw. D¯r zitte gridzelkes inne pap, mam; di-j lös ich neet  grid’zelke (Ospel), kruimel: kruuëmel (Ospel) kruimel || scherp korreltje, kruimeltje III-2-3
kruipalen kruipalen: krøjpø̜̄l (Ospel) De rondom de molen in de grond geplaatste, korte houten, stenen of ijzeren palen, waaraan de kruikettingen of kruitouwen worden vastgemaakt. [N O, 30e; A 42A, 59; monogr.] II-3
kruipend ongedierte wormen: wörm (Ospel) wormachtig en kruipend gedierte [N 26 (1964)] III-4-2
kruiplank kruiplanken: kryjplɛŋkǝ (Ospel) Een straal of kruiplank is ongeveer 7.5 m lang, 20 cm breed en 3.5 cm dik. [II, 76] II-4
kruisbeeld kruis: kruus (Ospel), kruisbeeld: kruusbeeldj (Ospel) Een beeld van Christus-aan-het-kruis [kruus, kruuts, kruu(t)sbeeld, kruusse-fiks?]. [N 96A (1989)] || Een kruisbeeld, het geheel van kruis en de eraan gehechte Christusfiguur. [N 96B (1989)] III-3-3