e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Ospel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
laagliggende akker zure lage grond: zōrǝ līgǝ gronjtj (Ospel) Een aantal woordtypen duiden niet zozeer op een afgebakend perceel, een akker, maar meer algemeen op laagliggende grond. [N 11, 2b] I-8
laagte in een akker laagte: ligjǝ (Ospel), ven: vɛn (Ospel) Laagte of kuil waar de grond steeds vochtig blijft of waar water blijft staan. [N 11, 3a, N 11, add.; Vld.; monogr.] I-8
laars tot of boven de knie stevel: steevuls (Ospel) Hoe noemt men de laarzen (die tot of boven de knie reiken)? [DC 09 (1940)] III-1-3
lachen lachen: lache (Ospel) lachen III-1-4
lade lade: lāi̯ (Ospel) lade III-2-1
laden van het schip met turf aken laden: ākǝ lājǝ (Ospel) [II, 90a] II-4
lage, natte zandgrond lage: liǝgǝ (Ospel) [N 27, 35; R 3, 5] I-8
lam lam: lam (Ospel), lammetje: lɛmkǝ (Ospel), schaapje: sxø̜̄pkǝ (Ospel), sxɛpkǝ (Ospel) Jong van het schaap in het algemeen. Zie afbeelding 5. [N 70, 3; R 3, 36; S 20; Wi 5; Wi 12; L 20, 22c; L 6, 25; L 1a-m; JG 1a, 1b; AGV, m 3; A 2, 45; A 2, 1; A 4, 22c; Vld.; monogr.] I-12
lammeren lammen: lāmǝ (Ospel) Jongen ter wereld brengen, gezegd van het vrouwelijk schaap. [N 19, 67; JG 1a, 1b; L 29, 32; L 1a-m; N C, add.; Vld.; monogr.] I-12
lampenkap lampenkap: la.mpəkap (Ospel) lampenkap III-2-1