e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Ospel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
lauw weer dompig weer: dompig wair (Ospel) warm noch koud, gezegd van het weer [lauw, voos] [N 81 (1980)] III-4-4
lawaai maken leven maken: laiven maken (Ospel) lawaai, herrie maken [laweiten, laweit maken, gellen] [N 91 (1982)] III-4-4
lebmaag lebmaag: lɛb˱māx (Ospel) De vierde of eigenlijke maag van de koe, de maag met heel grove uitsteeksels aan de binnenkant. Via de lebmaag gaat het voedsel in de darmen over. [N 28, 84; A 9, 11d] I-11
ledikant bed: bed (Ospel) Verplaatsbaar bed (i.p.v. een bedstee) (bed, krib, ledikant) [N 79 (1979)] III-2-1
leeftijd, ouderdom leeftijd: gij louptj nog good veur eemus van eure  leiftied (Ospel) U loopt nog flink voor iemand van uw leeftijd. [DC 39 (1965)] III-2-2
leeg, gezegd van een noot voos: ± WLD  vous (Ospel) leeg, gezegd van een noot waar niets in zit (leeg, doof, loos). [N 82 (1981)] I-7
leeg, niets bevattend leeg: leeg (Ospel), uit: oet (Ospel) leeg (ijdel, ijl, laas) [DC 03 (1934)] || niets bevattende, gezegd van bijv. een fles, een kan, een kopje, een vertrek etc. [leeg, ijdel, ijl] [N 91 (1982)] III-4-4
leegloper leegloper: lieëgluiper (Ospel) werkschuw persoon III-1-4
leemspecie leemspecie: lęjmspēsi (Ospel) Het mengsel van leem, koemest, strohaksel en in een aantal plaatsen ook varkens-, paarde-, of mensenhaar, waarmee het vlechtwerk wordt dichtgepleisterd. Zie voor het woorddeel 'kleen-' in het woordtype 'kleenleem' (Q 18) ook het lemma 'Bepleisteren'. [N 4A, 53c; N 31, 45c; div.] II-9
leep, doortrapt gehaaid: gehaajt (Ospel) een zeer goed verstand hebbend en zeer vlug van begrip [schrander, slim, hel] [N 85 (1981)] III-1-4