18795 |
minderen |
minderen:
mindere (L288a Ospel)
|
Bestaat er voor het "minderen"bij het breiwerk een afzonderlijk woord? (minderen, afzetten) [N 104 (2000)]
III-1-3
|
23917 |
mirakel |
wonder:
wonger (L288a Ospel)
|
Een wonder [wó.nder, wónger, miraakel]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23304 |
mis |
mis:
mes (L288a Ospel)
|
De Eucharistieviering, de H. Mis [de mis, de mès?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23271 |
misdienaar |
misdienaar:
mesdeener (L288a Ospel)
|
Een koorknaap, misdienaar, misdiener [koeërjóng?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
25166 |
mist, nevel (alg.) |
mist:
dicht
mist (L288a Ospel),
mot:
moêt (L288a Ospel),
nevel:
naivel (L288a Ospel),
(niet dicht)
neivel (L288a Ospel),
Opm. is minder dichte mist dan moêt.
naevel (L288a Ospel)
|
mist [domp, mok, moek] [N 22 (1963)] || mist en nevel [DC 27 (1955)] || mist, nevel
III-4-4
|
25167 |
misten, nevelig zijn |
dompen:
doômpe (L288a Ospel)
|
misten
III-4-4
|
23553 |
miswijn |
miswijn:
meswien (L288a Ospel)
|
De miswijn [mèswien?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
26750 |
modderschop |
spade:
spāj (L288a Ospel)
|
Schop om de modder te verwijderen. De varianten in dit lemma zijn beperkt tot de opgaven van de enquêtevraag I, 27b, omdat hierin specifiek gevraagd wordt naar een ''schop die modder in het veengebied verwijdert''. [I, 27b]
II-4
|
17833 |
moe |
moeg:
mø.ch (L288a Ospel)
|
moe [RND]
III-1-2
|
20331 |
moeder |
ma:
ma (L288a Ospel),
mam:
mam (L288a Ospel, ...
L288a Ospel),
mama:
mama (L288a Ospel),
moe:
moe (L288a Ospel),
moeder:
moder (L288a Ospel),
mooder (L288a Ospel, ...
L288a Ospel,
L288a Ospel,
L288a Ospel,
L288a Ospel),
moôder (L288a Ospel),
zie mooder es out
mooder (L288a Ospel),
moeke:
moeke (L288a Ospel),
moetje:
cf. WNT s.v. "moet (I)". Zie moei
mootje (L288a Ospel)
|
(moeder;) Hoe wordt de moeder door de kinderen aangesproken? [DC 05 (1937)] || moeder [DC 03 (1934)] || moeder: zn moeder is oud [DC 35 (1963)] || moeder; (Hoe wordt de moeder door de kinderen aangesproken?) [DC 05 (1937)] || moeder; ik ga met mijn moeder naar de markt; volw. [DC 12a (1943)] || moeder; ik ga met moeder naar de markt; < 6 jaar [DC 12a (1943)] || moeder; ik ga met moeder naar de markt; ± 10 jaar [DC 12a (1943)]
III-2-2
|