23429 |
sint-jozefaltaar |
sint-jozefaltaar:
sint joeezufaltoar (L288a Ospel)
|
Het (zij)altaar dat is toegewijd aan de H. Jozef en waarop of waarboven zijn beeltenis zich bevindt [St.Jozef-altaar]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23400 |
sint-jozefbeeld |
sint-jozefbeeld:
sint joeezufbeeldj (L288a Ospel),
sint-jozepbeeld:
st joezepbieeldj (L288a Ospel)
|
Een beeld van de H. Jozef. [N 96A (1989)] || Een beeld van St. Jozef. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
22765 |
sint-maartensvuur |
sinte-maartensvuur:
sinjtjemertusveur (L288a Ospel)
|
Het vuur dat op St. Maarten wordt ontstoken, Sint Maartensvuur. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23809 |
sint-marcusprocessie |
sint-marcus:
st marcus (L288a Ospel)
|
De bidprocessie die op die dag wordt gehouden, St. Marcusprocessie. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
22703 |
sinterklaas |
sinterklaas:
sinjterklaos (L288a Ospel),
sinterklaos (L288a Ospel)
|
6 december, Sint Nicolaas, Sinterklaas [tsinterkloaës]. [N 96C (1989)]
III-3-2
|
25047 |
sissen |
sissen:
sissen (L288a Ospel)
|
een scherp geluid voortbrengen door lucht of damp met kracht uit een nauwe opening te doen stromen [sissen, tissen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
21444 |
sjacheraar |
hoetelaard:
hoetelert (L288a Ospel)
|
sjacheraar
III-3-1
|
33587 |
sjalot |
sjalot:
sjelot (L288a Ospel),
sjulot (L288a Ospel),
slotte (L288a Ospel)
|
[DC 13 (1945)]Een sjalot, een soort van kleine ui (sjalot, sjarlot, schaloeneke). [N 82 (1981)] || sjalot
I-7
|
21143 |
sjees |
sjees:
šēs (L288a Ospel),
sjees (<fr.):
sees (L288a Ospel)
|
een licht, hoog tweewielig rijtuig met een kap [sjees] [N 90 (1982)] || Licht en hoog tweewielig rijtuigje voor twee personen met een verstelbare kap. Er is geen aparte bok voor de koetsier. De sjees was voor rijke boeren vaak het voertuig waarmee ze onder meer naar de kerk of naar de stad gingen. De sjees is het bekendste tweewielige rijtuig, vandaar dat de benaming "sjees" ook wel vermeld werd als naam voor het tweewielig rijtuig in het algemeen. [N 17, 5; N 101, 1, 3, 4, 8, 15; N G, 51; L 1a-m; L 36, 70; S 18, 30; monogr]
I-13, III-3-1
|
23086 |
sjoelen add. |
bopspelen:
Haringspel, soort sjoelbakken op een vierkante tafel van ongeveer 1,25 meter met gaten op de vier hoeken waar men de schijven die op de tafel lagen in moest laten schuiven. Er waren schijven van verschillende kleuren. Iedere speler had zijn eigen kleur en moest alleen die schijven in de gaten trachten te spelen. De schijven lagen middenin in de vorm van een H. Dit spel werd veel gespeeld in het patronaat s zondags of na de vesper.
bopspeule (L288a Ospel)
|
Haringspel (z. toel.)
III-3-2
|