e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Ospel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
stuifzand pof: pof (Ospel) stuifzand, zeer fijn zand dat gemakkelijk stuift [vliegzand, stobber] [N 81 (1980)] III-4-4
stuik stuik: stuk (Ospel) Kleine turfhoop van vier keer twee turven en één turf erboven op. [II, 84a] II-4
stuiven van droog zand of stof poffen: ’t begintj te pōffen (Ospel) beginnen te stuiven (er waait droog en fijn zand rond bij winderig weer] [stieven, smoren, mouwen, stobberen, stubbelen] [N 22 (1963)] III-4-4
stuk grond stuk grond: stø̜k gronjtj (Ospel) Een stuk land, een perceel grond, in het algemeen. [N 27, 2a en 5; Vld.; N 11A, 106 add.; monogr.] I-8
stuk onontgonnen grond hei: hęi̯ (Ospel), wildernis: wildernis (Ospel) Een stuk woeste grond, nog niet ontgonnen hei, veen of moeras. [N 27, 4a; N 11, 6; N 11A, 112; ALE 254] I-8
stukken hei heiplakken: hęjplakǝ (Ospel) Stukken hei die verpacht worden. [II, 118b] II-4
stukken turf brokkelen: brokǝlǝ (Ospel) Brokken turf die toch gebruikt worden voor de stook. [I, 63] II-4
stuks -vee stuks (vee): stø̜ks (Ospel) Een boer heeft 10, 12, 14 enz. stuks vee. [N 3A, 2] I-11
stuntelen frotten: frótte (Ospel), hampelen: hâmpele (Ospel), martelen: mertele (Ospel), pongelen: pongelen (Ospel), troggelen: truggele (Ospel) martelen, onhandig hard werken, stuntelen || moeizaam met iets bezig zijn zonder veel te vorderen [haspelen, stuntelen, frotten] [N 85 (1981)] || onhandig werken || prutsen, stuntelig doen || sukkelen, treuzelen, niet opschieten met werk III-1-4
suiker suiker: Verklw. sukkerke  sókker (Ospel) suiker III-2-3