e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Ospel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
uit de as gezeefde kolen houtskool: houtskool (Ospel) Hoe noemt u datgene dat uit de kachel komt en dat nog kan branden nadat de as eruit gezeefd is (van steenkool)? (bluskool, sintel, kooltjes, krikken) [N 104 (2000)] III-2-1
uitbrander uitschieting: oetschiêting (Ospel) uitbrander III-1-4
uiteen poten wijd: wit (Ospel) De pootaardappelen verder uiteen zetten dan men gewoonlijk doet. Bij de bijwoordelijke uitdrukkingen in dit lemma moet steeds het werkwoord voor "poten": ɛpoten, plantenɛ of ɛzettenɛ, worden toegevoegd; zie daartoe het lemma Poten. [N M, 18b] I-5
uiteenploegen afvaren: ãf˲vãrǝ (Ospel) Manier van ploegen (met een "enkele" ploeg), waarbij de voren in de richting van de zijkanten van de akker worden omgekeerd. Nadat men aan een van beide zijden de eerste voor heeft geploegd, laat men de ploeg slepend over de wendakker gaan naar de andere zijde, om daar de tweede voor te ploegen. Via de andere wendakker verplaatst men zich weer naar de overzijde. Achtereenvolgens ploegt men nu de 3e voor tegen de Ie, de 4e tegen de 2e, enz. Terwijl de sleepweg van de ploeg over de wendakkers steeds korter wordt, komen de beide voren dichter bij elkaar te liggen, totdat zij midden op de akker bij elkaar komen en daar een greppel of laagte vormen. Voor de termen aanschieten op de reen en op de reen beginnen zie men ook het lemma de eerste voor ploegen, onder C. [N 11, 48; N 11A, 121a; JG 1a + 1b; A 33, 1a + b; monogr.] I-1
uiterontsteking, mastitis uierontsteking: ūrontstē̜keŋ (Ospel) Door het feit dat de natte spenen (melk) een geschikte voedingsbodem vormen voor bacteriën en door de plaats van de uier (mest en vuil) is de kans op infectie groot. Streptococcen zijn de belangrijkste ziekteverwekkers. Bij een acute ontsteking is de uier gezwollen, pijnlijk en rood. De melk is meestal waterachtig en bevat vlokjes. Bij slepende gevallen vertoont de uier plaatstelijk knobbels en verhardingen. De melk ziet er meestal normaal uit (Berns, blz. 118). Zie ook wbd I.3, blz. 461. [N 52, 5a; A 48A, 10a; monogr.] I-11
uitgespreid baggerslijk bed: bęt (Ospel) De uitgespreide oppervlakte baggerslijk die getrapt wordt. In L 265 kan deze sprei vari√´ren van tien tot dertig meter lengte. De dikte kan verschillend zijn. [I, 104b] II-4
uitgeteld zijn uitgeteld zijn: (de koe is) ūtgǝtɛltj (Ospel) De koe staat op het punt te gaan kalven. [N 3A, 43] I-11
uitgeveende grond heuvelen: heuvelen (mv.) (Ospel) Grond of plek waaruit het veen is weggehaald. [N 27, 18c] II-4
uitgeveende kuil oude kuil: ǭj kul (Ospel) Kuil waar de turf uitgehaald is. [I, 36] II-4
uitglijden uitschieten: oetschete (Ospel) uitglijden [ötschampe, uitslibbere, uitschuive] [N 10 (1961)] III-1-2