e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Ospel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
varen (alg.) kant: kânt (Ospel), vaan: mv.  vaane (Ospel) varens III-4-3
varken varken: vē̜rǝkǝ (Ospel), vɛrkǝ (Ospel) Bedoeld wordt een varken in het algemeen, niet geslachtelijk of naar leeftijd onderscheiden. [N 19, 1; N M, 7; N C; N C, add.; RND 46 en 84; L 8, 19; L 8, 32; L mon.; S 39; JG 1a, 1b, 2c add.; R (s] I-12
varken (bijzondere namen) kuus: kus (Ospel) In de Nijmeegse vragenlijst 19 vraag 2 werd gevraagd: "Kent uw dialect bijzondere namen voor varken?" In het lemma ''varken'' (1.1.1) zijn de algemene benamingen voor het varken ondergebracht; in dit lemma de bijzondere. Er is overlapping in de naamgeving. [N 19, 2; monogr.; Vld] I-12
varken met een doorgezakte rug doorgezakte rug: dōrgǝzakdjǝ rø̜k (Ospel) [N 76, 19] I-12
varken met een te hoge rug hoge rug: huǝgǝ rø̜k (Ospel) [N 76, 18] I-12
varken met hangende oren hangoor: (mv)  haŋūrǝ (Ospel) Varken van het ras dat hangende oren heeft. [N 76, 1a] I-12
varken met staande oren spitsoor: (mv)  spetsūrǝ (Ospel) Varken van het ras dat staande oren heeft. [N 76, 1b] I-12
varken van acht tot twaalf weken scheuteling: sxø̄tǝleŋ (Ospel) De benamingen duiden doorgaans op een big van acht tot twaalf weken. Het gewicht van dit varken varieert van ongeveer 30 kg tot ongeveer 50 kg. [N 19, 4a; N 76, 3c; N C, 9c; JG 1a, 1b, 2c; L 37, 49b; L 37, 49e; L 3, 2b; L 1a-m; A 4, 4b; Gwn; monogr.; N C, add.; N 19, Q 111 add.] I-12
varken van drie tot vijf maanden mastvarken: mastvɛrkǝ (Ospel) Een halfvet varken van 50 tot 80 kg. Volgens het WNT (III, 1 p. 1460) is een broeiling een "speenvarken", eigenlijk een "varken geschikt om te broeien". Het gaat hier dus om een varken dat zo goed als slachtklaar is. [N 76, 3d; JG 1b, 1c, 1d, 2c; N 19, 8; L 37, 49f; N 19, 4a; A 4, 4b; monogr.; N 19, Q 111 add.] I-12
varkens fokken fokken: fǫkǝ (Ospel) Zich toeleggen op de teelt van varkens. [N 76, 37b; monogr.] I-12