21165 |
dwarsbalk |
biels:
bils (L288a Ospel)
|
de houten, stalen of gewapend betonnen dwarsbalk waarop de rails bevestigd zijn [biels, biel] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
19345 |
dwarsdrijver |
warsdrijver:
waersdriêver (L288a Ospel),
warskop:
waerskop (L288a Ospel)
|
dwarsdrijver || weerbarstig persoon
III-1-4
|
19504 |
dweil |
dweil:
dweͅi̯l (L288a Ospel),
dwɛ̄l (L288a Ospel)
|
dweil || grove doek waarmee vloeren, stoepen, etc samen met water worden schoongemaakt [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
19657 |
dweilen |
dweilen:
dweͅi̯lə (L288a Ospel),
dwɛlə (L288a Ospel),
schrobben:
schro͂be en dae nao met water nao speulen en aaf dweile (L288a Ospel)
|
dweilen || Hoe noemt u het schoonmaken van stenen of houten vloeren, van stoepen enz. met behulp van water en een grove doek? [N105 (2000)] || stenen of houten vloeren, stoepen, etc. met behulp van water en een grove doek schoonmaken [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
25024 |
echo |
naklank:
naoklank (L288a Ospel)
|
een naklinkend geluid [halm, nagalm, echo] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
33297 |
echte koekoeksbloem |
koekoeksbloem:
kukuksblom (L288a Ospel)
|
Lychnis flos-cuculi L. Een algemeen voorkomende plant in graslanden met rechtopstaande stengel en roze-rode bloemen met gespleten kroonbladeren. De plant bloeit van mei tot september en komt ook wel gekweekt voor. De hoogte varieert van 30 tot 90 cm. [A 17, 2; A 49B, 2; monogr.]
I-5
|
20394 |
echtgenoot |
baas:
baas (L288a Ospel),
mens:
miene mins (L288a Ospel),
mins (L288a Ospel, ...
L288a Ospel)
|
(man. ) Bestaat er een woord voor man in de beteekenis van echtgenoot? [DC 05 (1937)] || baas, echtgenoot || echtgenoot || man met wie je getrouwd bent (echtgenoot) [N 102 (1998)]
III-2-2
|
20391 |
echtgenote |
vrouw:
mien vrouw (L288a Ospel),
vrouw (L288a Ospel)
|
(vrouw; ) bestaat er een afzonderlijk woord voor vrouw in de beteekenis van echtgenoote? [DC 05 (1937)] || vrouw met wie je getrouwd bent (echtgenote) [N 102 (1998)]
III-2-2
|
24436 |
eekhoorn |
eekhoorntje:
eikheurke (L288a Ospel),
eikuûrke (L288a Ospel),
vlooienbok:
spottend, figuurlijk
vloeëjebók (L288a Ospel)
|
eekhoorn [DC 07 (1939)] || eekhoorntje
III-4-2
|
18116 |
eelt, eeltknobbel |
zwel:
zweel (L288a Ospel)
|
eelt, eeltknobbel [zweel, zweil, weer, jelt] [N 10a (1961)]
III-1-2
|