24504 |
els |
zuil:
zyl (L288a Ospel)
|
Het gebogen, puntige instrument om gaatjes voor het naaien vóór te steken. Men kent een spanels, een doornaaiels en een bros. Dierick zegt op pag. 83: "Het klein en broos werktuig dat een schoenmaker dagelijks te gebruiken heeft is het elsen. Daar zijn er verscheidene grootten en soorten. De elsens om binnenzolen te naaien zijn gekromd en moeten geschikt zijn licht of zwaar volgens het werk; een lang, zwaar elsen is goed voor zwaar manswerk en om in te rijgen. Een zwaar elsen om licht te naaien is altijd af te keuren, daar een fijne draad niet goed sluiten kan in de wijde gaten door het elsen in de binnenzool gemaakt en dus geen vaste naad kan voortbrengen. Gewoonlijk is de punt van een nieuw elsen te dik en moet wat verscherpt worden om goed door het leder te kunnen steken; het gebeurt wel eens dat de punt afkraakt, dit kan hersteld worden met er een aan te slijpen. Het elsen moet in een houten handvatsel vastgezet worden en moet er recht in zitten; het mag noch achteruit noch vooruit hellen en bijzonderlijk niet scheef of men is elke steek in gevaar het te breken, en de hand te kwetsen. [N 60, 176a; N 60, 234; N 60, 176c; S 28; L 5, 62; L B2, 238; L 40, 72; Wi 13; A 27, 17; monogr.]
II-10
|
24419 |
emelt, larve van de langpootmug |
emelt:
emelten (L288a Ospel)
|
emelt, larve van de langpootmug, zeer schadelijk wormpje in graan- en grasland [N 26 (1964)]
III-4-2
|
19686 |
emmer |
emaillen emmer:
ēmajə eͅi̯mər (L288a Ospel),
emmer:
eͅi̯.mər (L288a Ospel),
houten emmer:
hoͅu̯tən eͅi̯mər (L288a Ospel),
zinken emmer:
zeŋkən eͅi̯mər (L288a Ospel)
|
emmer || emmer van hout [DC 15 (1947)] || emmer van zink of email [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
23263 |
engel |
engel:
ingel (L288a Ospel)
|
Een engel [ingel, èngel]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23898 |
engelbewaarder |
engelbewaarder:
ingelbewaarder (L288a Ospel)
|
Een beschermengel, bewaarengel, engelbewaarder, schutsengel. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
24313 |
engerling, larve van de meikever |
spekworm:
spekwôrrem (L288a Ospel)
|
meikeverlarve
III-4-2
|
17775 |
enkel |
enkel:
inkel (L288a Ospel)
|
enkel [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
33605 |
enten |
enten:
ɛntə (L288a Ospel)
|
[RND 08]
I-7
|
21204 |
envelop |
envelop (<fr.):
avvelop (L288a Ospel)
|
de omslag voor brieven [enveloppe, brievenzak, zakje] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
22433 |
ereboog |
ark:
ark (L288a Ospel, ...
L288a Ospel,
L288a Ospel)
|
De ereboog voor de jonge priester. [N 96D (1989)] || Een triumfboog of ereboog ter versiering van de straten [triejoemfboaëg]. [N 96C (1989)]
III-3-2
|