34309 |
gesneden vrouwelijk varken |
gesneden zeug:
gesneden zeug (L288a Ospel)
|
Uit de antwoorden blijkt dat gelt verschillende betekenissen kan hebben. Er zijn informanten (K 278, L 421, 422, 423, Q 197, 211) die zeggen dat het snijden van een vrouwelijk varken ter plekke onbekend is. Het onvruchtbaar maken bestond uit het doorknippen van de eileiders. [N 19, 9; A 4, 4c; L 20, 4c; L 37, 49e; JG 1b; L 37, 49f; monogr.]
I-12
|
18254 |
gesp |
gesp:
gɛsp (L288a Ospel)
|
Gesloten, vaak min of meer vierkant beugeltje, gewoonlijk met een al of niet aan een afzonderlijke spil zittende tong, aan het ene einde van een riem enz. bevestigd en waardoor het andere einde gestoken wordt, dat dan door de tong in de ring vastgehouden wordt (Van Dale, pag. 903). [N 62, 53; MW; monogr.]
II-7
|
23515 |
gestichte mis |
gesticht jaargetijde:
gesticht jaorgeti-j (L288a Ospel)
|
Een gestichte H. Mis. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
20315 |
getrouwde vrouw |
getrouwde vrouw:
gətròjdə vraow (L288a Ospel)
|
getrouwde vrouw; een - - moet kunnen naaien [RND]
III-2-2
|
20369 |
getuige |
getuige:
getuge (L288a Ospel, ...
L288a Ospel)
|
de getuige bij het huwelijk [tsuuch] [N 96D (1989)] || iemand die voor de rechter een verklaring aflegt over te bewijzen feiten [toon, getuige] [N 90 (1982)]
III-2-2, III-3-1
|
21322 |
gevangenis |
kot:
Van Dale: kot, 4. gevangenis.
kot (L288a Ospel)
|
de gevangenis [cachot, nor, partoet, speentje, grawoel, ren] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
19743 |
gevel |
gevel:
gēͅvəl (L288a Ospel)
|
gevel
III-2-1
|
34303 |
gevlekt varken |
piétrain:
piétrain (L288a Ospel)
|
Varken van het ras dat een gevlekte huid heeft. [N 76, 1d]
I-12
|
17790 |
gevoelig (zijn) |
pijnlijk:
pienluk (L288a Ospel)
|
Gevoelig: vatbaar voor, reagerend op gewaarwordingen bijv. pijn (gevoelig). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
21439 |
geweer |
geweer:
geweer (L288a Ospel)
|
een draagbaar vuurwapen bestemd om door één persoon met twee handen bediend te worden, ongeveer 1 à 1 1/2 meter lang [geweer, bunkje] [N 90 (1982)]
III-3-1
|