e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Ottersum

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gat, opening (mv) gaten: WLD  twee gatte (Ottersum) gaten (znw mv) [N 26 (1964)] III-4-4
gebakje taartje: taartje (Ottersum), Syst. WBD  taartje (Ottersum) Gebakje (buntje, taartje, gatoke?) [N 16 (1962)] III-2-3
gebakken aardappelen braadaardappelen: brōͅi̯eͅrpəl (Ottersum), gebraden aardappelen: gebròjje erpelen (Ottersum), Syst. WBD  gebraoje érpele (Ottersum), smoortjes: smø̄rkə (Ottersum), Heel kleine aardappeltjes, vers van het land, in olie gebakken, noemt men smeurkes  smeurkes (Ottersum) bakaardappelen, gebakken aardappelen || In schijfjes gebakken aardappelen (erpel in de pan, kosjes, petatteschijfkes?) [N 16 (1962)] || krielaardappel (in olie gebakken) || Patates frites (friet, petat?) [N 16 (1962)] III-2-3
gebarsten gebarsten: gǝbārstǝ (Ottersum) Gezegd van verflagen die scheuren vertonen. ø̄De oorzaak van scheuren in een verflaag is gelegen in een tekort aan elasticiteit der laag bij goed hechten aan den ondergrond. Verder kunnen tot het ontstaan van scheuren medewerken plotselinge temperatuurswisselingen, een te vette ondergrond, de spanningen die door langzamer drogen der grondlagen ontstaan, en sterk uiteenloopende uitzettingscoëfficiënten van grond- en deklaagø̄ (Zwiers II, pag. 324). [N 67, 69c] II-9
gebint kap: kap (Ottersum) Het geheel van spantbenen, gordingen, kepers etc. waarop de dakbedekking rust. Zie ook afb. 49 en 71. [S 9; N 54, 149a; N 54, 149b; N 54, 151; monogr.; Vld.] II-9
gebit gebit: gebit (Ottersum), tanden: taand (Ottersum) gebit [N 10a (1961)] III-1-1
gebluste kalk geleste kalk: gǝlø̜stǝ kalǝk (Ottersum) Ongebluste kalk die met water is aangelengd. Zie ook het lemma 'Kalk blussen'. Gebluste kalk wordt gebruikt bij de bereiding van mortel. Woordtypen als 'stubkalk', 'poederkalk', 'poeder' en 'zakjeskalk' verwijzen naar schelpkalk die direct na het branden droog geblust wordt en in poedervorm op de bouwplaats wordt aangeleverd. [N 30, 30a; N 30, 30b; N 30, 30c; N 30, 32f; monogr.] II-9
geboorteomhulsel van een veulen blaas: blǭs (Ottersum  [(rekbaar vruchtvlies)]  ), haam: hām (Ottersum) Het vruchtvlies dat na de geboorte van het veulen afkomt. Als de merrie het veulen alleen ter wereld brengt, stikt het veulen meestal in de zak, die zo sterk is, dat hij met behulp van een mes of scherp voorwerp geopend moet worden. [N 8, 54, 55 en 56] I-9
geboren worden geboren: gebaore (Ottersum) geboren III-2-2
gebouw kast: kāst (Ottersum) groot gebouw III-2-1