25002 |
gat, opening (mv) |
gaten:
WLD
twee gatte (L163p Ottersum)
|
gaten (znw mv) [N 26 (1964)]
III-4-4
|
20742 |
gebakje |
taartje:
taartje (L163p Ottersum),
Syst. WBD
taartje (L163p Ottersum)
|
Gebakje (buntje, taartje, gatoke?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20683 |
gebakken aardappelen |
braadaardappelen:
brōͅi̯eͅrpəl (L163p Ottersum),
gebraden aardappelen:
gebròjje erpelen (L163p Ottersum),
Syst. WBD
gebraoje érpele (L163p Ottersum),
smoortjes:
smø̄rkə (L163p Ottersum),
Heel kleine aardappeltjes, vers van het land, in olie gebakken, noemt men smeurkes
smeurkes (L163p Ottersum)
|
bakaardappelen, gebakken aardappelen || In schijfjes gebakken aardappelen (erpel in de pan, kosjes, petatteschijfkes?) [N 16 (1962)] || krielaardappel (in olie gebakken) || Patates frites (friet, petat?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
30718 |
gebarsten |
gebarsten:
gǝbārstǝ (L163p Ottersum)
|
Gezegd van verflagen die scheuren vertonen. ø̄De oorzaak van scheuren in een verflaag is gelegen in een tekort aan elasticiteit der laag bij goed hechten aan den ondergrond. Verder kunnen tot het ontstaan van scheuren medewerken plotselinge temperatuurswisselingen, een te vette ondergrond, de spanningen die door langzamer drogen der grondlagen ontstaan, en sterk uiteenloopende uitzettingscoëfficiënten van grond- en deklaagø̄ (Zwiers II, pag. 324). [N 67, 69c]
II-9
|
30204 |
gebint |
kap:
kap (L163p Ottersum)
|
Het geheel van spantbenen, gordingen, kepers etc. waarop de dakbedekking rust. Zie ook afb. 49 en 71. [S 9; N 54, 149a; N 54, 149b; N 54, 151; monogr.; Vld.]
II-9
|
17623 |
gebit |
gebit:
gebit (L163p Ottersum),
tanden:
taand (L163p Ottersum)
|
gebit [N 10a (1961)]
III-1-1
|
30037 |
gebluste kalk |
geleste kalk:
gǝlø̜stǝ kalǝk (L163p Ottersum)
|
Ongebluste kalk die met water is aangelengd. Zie ook het lemma 'Kalk blussen'. Gebluste kalk wordt gebruikt bij de bereiding van mortel. Woordtypen als 'stubkalk', 'poederkalk', 'poeder' en 'zakjeskalk' verwijzen naar schelpkalk die direct na het branden droog geblust wordt en in poedervorm op de bouwplaats wordt aangeleverd. [N 30, 30a; N 30, 30b; N 30, 30c; N 30, 32f; monogr.]
II-9
|
33879 |
geboorteomhulsel van een veulen |
blaas:
blǭs (L163p Ottersum
[(rekbaar vruchtvlies)]
),
haam:
hām (L163p Ottersum)
|
Het vruchtvlies dat na de geboorte van het veulen afkomt. Als de merrie het veulen alleen ter wereld brengt, stikt het veulen meestal in de zak, die zo sterk is, dat hij met behulp van een mes of scherp voorwerp geopend moet worden. [N 8, 54, 55 en 56]
I-9
|
20182 |
geboren worden |
geboren:
gebaore (L163p Ottersum)
|
geboren
III-2-2
|
19725 |
gebouw |
kast:
kāst (L163p Ottersum)
|
groot gebouw
III-2-1
|