e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Ottersum

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
goedzak dulpes: Diejen dölpes stó.nd vör iedereen klaor  dölpes (Ottersum) goedzak III-1-4
gooien smijten: smiete (Ottersum), WLD  smieten (Ottersum) gooien [goesje] [N 38 (1971)] || gooien; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 26 (1964)] III-1-2
gootsteen gootsteen: gøtstēn (Ottersum), spoel: spyl (Ottersum), spoelsteen: spylstēn (Ottersum) gootsteen || gootsteen, aanrecht III-2-1
gordijnstang roede: rui̯ (Ottersum) gordijnstang III-2-1
gording gording: gǫrdeŋ (Ottersum  [(meervoud: gǫrdeŋs)]  ) Zie kaart. Dwarsbalk die met behulp van klossen boven op het spantbeen wordt aangebracht. De gording draagt met haar uiteinden ongeveer 10 cm in de topgevels. Op de gordingen worden in dwarsrichting de kepers bevestigd. Vgl. afb. 49h. Zie voor het woordtype 'worm' ook 'Limburgs Idioticon', pag. 291 s.v. 'worm', 'den': ø̄Slach van kepers. Ook in Limb. gebruikt overalø̄ en RhWb (ix) (Lieferung 8/9), kol. 576 s.v. 'Wirme', ø̄Dachpfette, auf der die Sparren aufliegen.ø̄ [N 54, 160; monogr.; N 31, 38 add; div.] II-9
gordingklos gordingklos: gǫreŋklǫs (Ottersum) Driehoekig blok op de kapspanten waartegen de gording gespijkerd wordt. Zie ook afb. 49i. [N 54, 159] II-9
goudbrons goudbrons: gǭlt˱brōns (Ottersum) Goudkleurig verfpoeder. [N 67, 10a; monogr.] II-9
goudoplegger goudlegger: gǭltlęgǝr (Ottersum) Platte, zeer dunharige kwast. De goudoplegger wordt meestal vervaardigd van eekhoornhaar waarvan één rijtje tussen twee blaadjes dun karton wordt geplakt. De kwast dient voor het opnemen en opbrengen van stukjes bladmetaal. [N 67, 41b] II-9
goudstoffer verguldkwast: vǝrgølkwāst (Ottersum) Kwast van visotterhaar, gevat in blik met houten steel. De goudstoffer wordt bij het vergulden gebruikt voor het aandrukken van bladmetaal en ook voor het verwijderen van overtollig bladmetaal. [N 67, 41a] II-9
graan stapelen in de schuur in de tas leggen: en dǝ tāst lɛgǝ (Ottersum), pakken: pakken (Ottersum) Wanneer men met de oogstkar bij de boerderij is aangekomen, worden de schoven in de schuur opgetast, in afwachting van het dorsen. Dit gebeurt in een ruimte naast de dorsvloer, het schuurvak, of, bij plaatstekort, op een tijdelijk geconstrueerde schelf boven de dorsvloer. Zie hiervoor aflevering I.6 over Bedrijfsruimten van de boerderij. Zie ook het lemma ''korenmijt'' (5.1.18). In dit lemma staan de opgaven voor het tassen van de schoven bijeen. [N 5A, 69c; N 15, 46; JG 1a, 1b, 2c; monogr.] I-4