e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Ottersum

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
huisakker veld: vē̜lt (Ottersum) Aan het erf grenzende akkergrond. [N 5AøIIŋ, 76d en 76e; N 6, 33a; A 10, 3 en 4; JG 1b, add.; L 19b, 1a; monogr.] I-8
huishouden huishoud: hyshalt (Ottersum), hyshālt (Ottersum), huishouden: hyshāldə (Ottersum) huishouden || huishouden, huishouding III-2-1
huismus, mus huisklut: huusklut (Ottersum), JG in FSA ~ klit (met ronding), onelegante vogel  huusklöt (Ottersum), kloerts: kloerts (Ottersum), klut: klut (Ottersum), klöt (Ottersum, ... ), kluts: klöt, klöts (Ottersum), klöts (Ottersum, ... ), mus: mus (Ottersum) huismus || huismus (14,5 overal bij de mensen door ieder gekend; wijfje geheel bruin [N 09 (1961)] || mus III-4-1
huisvlieg, vlieg vlieg: vlie.g (Ottersum) vlieg III-4-2
huisweide groes: grūs (Ottersum), grŭs (Ottersum), kalverweitje: kaləvərwējtjə (Ottersum) I-7
huiszwaluw huiszwalf: huuszwèlf (Ottersum) huiszwaluw (12,5 helemaal wit van onder; witte stuit; kleinest buiten tegen een woning of kerk [N 09 (1961)] III-4-1
huiveren huiveren: hūūvere (Ottersum), schuiveren: schuuvere (Ottersum), schūūvere (Ottersum) huiveren, bijv. van koe [grille, de griezel op het lijf krijge, rijeren] [N 10 (1961)] III-1-2
huiverig huiverig: huuverig (Ottersum), schuiverig: schūūverig (Ottersum) huiverig [schuuverig] [N 10 (1961)] III-1-2
huivering huivering: huuvering (Ottersum), schuiver: schuuver (Ottersum) huivering [gril] [N 10 (1961)] III-1-2
hurken hukken gaan zitten: huuke gaon zitte (Ottersum), op de hukken gaan zitten: op de hoeke gaon zitte (Ottersum) hurken, op zijn ~ gaan zitten [N 10 (1961)] III-1-2