id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
21691 | inkopen gaan doen op de markt | markten: maerte (Ottersum), naar de markt gaan: naor de maert gaoṇ (Ottersum) | inkopen gaan doen op de markt [markten, merten?] [N 21 (1963)] III-3-1 |
26785 | inkuilen | inkuilen: inkulǝ (Ottersum) | De aardappelen worden met de slagkar van het veld naar de boerderij vervoerd en daar op een droge plaats voorlopig opgeslagen om uit te wasemen. Vroeger gebeurde dit in de kelder onder de bakoven (zie aflevering I.6 over de bedrijfsgebouwen van de boerderij). Tegen de winter worden de aardappelen ingekuild, dat wil zeggen in een aardappelkuil of -groeve gestort. De algemene benamingen voor deze handeling staan in dit lemma bijeen. Zie verder het lemma Aardappelkuil, -Groef. [N 12, 28; JG 1a, 1b; S 16; monogr.; add. uit N 12, 29; L 1, a-m; S 19] I-5 |
33182 | inleggen (in een voor) | poten: [poten] (Ottersum) | Voor de fonetische documentatie van de typen poten en planten zie het lemma Poten; het verspreidingsgebied van zetten in dit lemma komt niet overeen met dat in het lemma Poten; het type is hier dan ook gedocumenteerd. [N 12, 11; JG 1a, 1b; monogr.] I-5 |
19524 | inmaakpot | keulse pot: kø̜lsǝ pǫt (Ottersum), køͅlsə poͅt (Ottersum), moespot: mōēspot (Ottersum), zuurkoolpot: zy(3)̄rkōlpoͅt (Ottersum), zȳrkōlpǫt (Ottersum) | inmaakpot [N 49 (1972)] || pot, stenen ~; inventarisatie benamingen voor grote ~~ voor bijv. zuurkool e.d., kleinere ~~ voor boter, eieren e.d. (pijppot, timperpot); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] || Vetpot, inmaakpot van aardewerk. In L 270 kende men inmaakpotten met een inhoud van 25 liter (5 kwārts), 20 liter (4 kwārts), 15 liter (3 kwārts), 10 liter (2 kwārts) en 5 liter (kwārts). Zie ook het lemma ɛaarden potɛ.' [N 49, 107a; monogr.] II-8, III-2-1 |
21650 | inmijner? (wbd) | opzetter: de ópzétter (Ottersum) | Heeft men voor de persoon bedoeld in de vorige vraag nog een bepaalde naam? [N 21 (1963)] III-3-1 |
29109 | innemen | enger maken: eŋǝr mākǝ (Ottersum) | Door het innaaien van zomen of plooien het kledingstuk nauwer maken. [N 62, 23a; MW] II-7 |
25607 | inschieten | inschieten: insxītǝn (Ottersum) | Het deegbrood in de oven plaatsen. Een bij het werkwoord opgegeven object "brood", "deeg" e.d. wordt niet gedocumenteerd evenmin de bepaling "in de oven". [N 29, 45a; L 40, 13b; N 29, 30b; monogr.; OB 2, 2d] II-1 |
30723 | inschuren | inschuren: insxūrǝ (Ottersum) | Met behulp van puimsteen in de natte grondverf schuren om de verflaag te doen hechten aan de plamuurlaag. [N 67, 72b] II-9 |
25236 | inslaan, van de bliksem gezegd | inslaan: ienslaon (Ottersum) | inslaan, gezegd van de bliksem [afvellen] [N 22 (1963)] III-4-4 |
34001 | inspannen | inspannen: inspanǝ (Ottersum), voorspannen: vø̜rspanǝ (Ottersum) | Het opgetuigde paard voor een kar met berries spannen. Men plaatst het tussen de berries, waaraan de draagriem, de brede buikriem, en de strengen worden vastgemaakt. Voor andere voer- en landbouwwerktuigen wordt het paard niet in- maar aangespannen. De term inspannen werd echter ook enkele keren in de hier behandelde betekenis opgegeven. [JG 1b; N 8, 98a; RND 74] I-10 |