e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Ottersum

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
motor moter: mo`ər (Ottersum) motor [RND] III-3-1
motregen, fijne regen knazenpis: (scherts). knaas steekvlieg  knaozepis (Ottersum), miezel: mīēzel (Ottersum), motregen: motréégen (Ottersum), regen: réégen (Ottersum), siemelregen: siemelrèègen (Ottersum), smies: smīēs (Ottersum), smiezel: smie(.)zel (Ottersum) druilregen || motregen, fijne regen || motregen, stofregen [moef-, stief-, smook- naajersregen, stobber, mozel, mot, smies] [N 22 (1963)] III-4-4
motregenen, licht regenen miezelen: te mīēzele (Ottersum), sijpelen: siepele (Ottersum), smiezelen: smie.zele (Ottersum), smīēzele (Ottersum), stuiven: te stūūven (Ottersum) aanhoudend zacht regenen || beginnen te motregenen [te stieven, stiefregenen, mozelen, smossen, riezelen, ziebelen, zauwelen, netelen, zéémelen] [N 22 (1963)] || lichtjes regenen [sprenkelen, siebelen, zeiveren] [N 22 (1963)] || miezelen, motregenen III-4-4
mousseline mousseline: musǝlin (Ottersum) Los geweven stof van katoen, wol of zijde, genoemd naar de stad Mosoel in Turkije. [N 62, 75e; N 62, 75c; N 62, 83; N 62, 98; N 59, 201; MW; monogr.] II-7
mouw mouw: mòw (Ottersum), mǫw (Ottersum), mouwtje: mǫu̯kǝ (Ottersum) Gezwel, met name een vochtophoping, aan de achterzijde van het spronggewricht. Bij een jong paard kan een overvuld kniegewricht wel eens van voorbijgaande aard zijn, maar meestal is het een ernstige aandoening waarbij geen verbetering optreedt. Zie afbeelding 16. [A 48A, 54e; N 8, 32.10, 32.11, 90g, 90h, 90i en 90j; monogr.] || Hoe noemt U in het algemeen een mouw? [N 62 (1973)] || Mouw van bijv. een colbert of japon. [N 59, 126; N 62, 34a; MW] I-9, II-7, III-1-3
mouwlengte lengte mouw: lɛŋtǝ mǭw (Ottersum) Dames- en herenmaat, genomen bij en na de halve rugbreedte en de ellebooglengte. Zie afb. 25. [N 59, 47a; N 62, 2b] II-7
mouwomslag, manchet manchet: manchet (Ottersum) Verlengstuk aan het einde van een mouw; vaak afzonderlijk, en dan al of niet aan de mouw vastgemaakt. [N 62, 34d; N 59, 134; MW] II-7
mug grijsje: grieske (Ottersum), mug: moek (Ottersum), vriendje: vriendje (Ottersum) mug III-4-2
muik muik: moͅi̯ək (Ottersum) voorraad appels of peren die in het hooi ligt te rijpen III-2-3
muilband, bovenste band van de schoof bovenband: bø̜vǝ[band] (Ottersum) Zie de toelichting bij het lemma ''garveband'' (4.6.9). Zie voor de fonetische documentatie van het woord(deel) band het lemma ''garveband'' (4.6.9). [N 15, 22b; monogr.; add. uit JG 1b] I-4