22384 |
speelkaart |
kaart:
eng kooh(R)t (L163p Ottersum)
|
kaart [GTRP (1980-1995)]
III-3-2
|
26505 |
speelman, klapspaan |
klapspaan:
klapspǭn (L163p Ottersum)
|
Aan het staakijzer bevestigde houten of ijzeren lat of van armen voorziene ijzeren kop waarmee het schoen in schuddende beweging wordt gehouden. In P 55 had de as vier vlakke kanten. In P 58 en Q 83 waren er respectievelijk vier tappen (tapǝ) en vier tanden (tān) of knotsen (knotsǝ) aan de kop bevestigd (Vanderspickken, pag. 112). De wippelaar uit Q 9 bestond uit hout met leer ertegen. [N O, 14n; A 42A, 18; N D, 32; Vds 150; Jan 157; Coe 138; Grof 159]
II-3
|
34114 |
speen van de koe |
deem:
dēm (L163p Ottersum),
koedeem:
kudēm (L163p Ottersum),
mem:
mɛm (L163p Ottersum)
|
[N C, 12; JG 1a, 1b; A 30, 6a; L 8, 24b; L 14, 27b; L 49, 6a; monogr.]
I-11
|
25457 |
spekhaak |
spekhaak:
spɛkhø̜̄k (L163p Ottersum)
|
De S-vormige haak waaraan vlees, spek enz. na het lossnijden uit het lijf worden opgehangen. [N 28, 112; monogr.]
II-1
|
20702 |
spekpannenkoek |
spekkoek:
spekkōēk (L163p Ottersum),
Syst. WBD
spekkōēk (L163p Ottersum)
|
Spekpannekoek (spekbraoj?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
22841 |
spel (alg.) |
spel:
spEl (L163p Ottersum)
|
spel [GTRP (1980-1995)]
III-3-2
|
18390 |
speld |
spelde:
spɛl (L163p Ottersum)
|
Puntig, van een kop voorzien metalen stiftje om iets in weefsel vast te steken of te bevestigen op of aan iets anders. [N 62, 50a; L 7, 20; L 14, 24; L B1, 73; R 14, 8a; MW; Wi 7; S 34; monogr.]
II-7
|
25467 |
speld waarmee men de darmen schoonmaakt |
haarspeld:
hø̜̄rspɛl (L163p Ottersum)
|
Een speld, meestal een haarspeld, vouwt men dubbel; de darm wordt tussen deze twee stukken geklemd en dan tussen beide stukken doorgetrokken, waardoor de mest eruit wordt geperst. De darm moet natuurlijk wel nog uitgekookt worden. [N 28, 118]
II-1
|
28884 |
speldenkussen |
speldenkussen:
spɛlǝkøsǝ (L163p Ottersum)
|
Kussentje waarop men de spelden en naalden steekt. De informant van Q 198 merkt op dat hij de naalden op zijn vest (kamizool) of op een stukje stof aan de muur speldde. Zie afb. 11. [N 59, 13a; N 62 68; L 45, 19; Gi 1.IV, 64; MW; monogr]
II-7
|
22383 |
spelen (alg.) |
spelen:
speuhle (L163p Ottersum)
|
spelen [GTRP (1980-1995)]
III-3-2
|