e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Ottersum

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
spilkokers in de zijstukken gatter: gatǝr (Ottersum) De in de zijstukken van het raam ingebrande gaten en/of de daarin aangebrachte kokers, waarin de spil van de rol draait. [N 11A, 184f; div.; monogr.] I-2
spiltrap trap met dubbele boom: trap met˱ dø̜bǝlǝ bom (Ottersum), trap met één boom: trap met˱ ēnǝ bom (Ottersum), verdreven trap: vǝrdrēvǝ trap (Ottersum) Trap waarvan enkele of alle treden aan het ene einde worden opgesloten in een spil. Een spiltrap wordt in het algemeen daar aangebracht waar de ruimte beperkt is zodat een kwart, halve of hele omwenteling moet worden gemaakt. De spil loopt soms over de gehele hoogte door, maar wordt ook alleen beneden of boven aan de trap aangebracht, al naar gelang men een wenteling aan het beneden- of boveneinde van de trap construeert. In dit laatste geval spreekt men van een enkele spiltrap. Een dubbele spiltrap heeft aan beide einden een kwartwenteling met een recht gedeelte ertussen. Liggen beide wentelingen aan één zijde van de trap, dan wordt de spil dikwijls vervangen door een kuipstuk of holle boom en spreekt men van een trap met schalmgat. Zie ook afb. 69d-f. [N 55, 127; N 55, 128; N 55, 129; N 55, 130] II-9
spin spin: spen (Ottersum), spin (Ottersum), vrijer: vrïjjer (Ottersum), WLD  vri-jer (Ottersum, ... ) huisspin, kamerspin, die binnenshuis horizontale webben spant [N 26 (1964)] || spin [RND] || spin [spinnekop, spinnenbijter, vrijer] [N 26 (1964)] III-4-2
spinnen spinnen: spenǝ (Ottersum), spinnen (Ottersum) De handeling die met behulp van een spinnewiel werd verricht. Vooral voor vlas en hennep was het raadzaam de spinvingers nat te houden tijdens het spinnen. Hiervoor had men een klein potje met water aan rokken of wiel hangen (Weyns, pag. 844-845). Soms werden daartoe ook wel kleine, twee-orige kruikjes van ongeveer 7 cm hoog gebruikt, gebakken onder andere te Raeren. [N 34, C; RND 3; Wi 27; S 34; monogr.] II-7
spinnenweb spinnenweb: spenəwɛp (Ottersum), WLD  spinnewéb (Ottersum) spinnenweb [RND] || spinneweb [spinnegeweef, -gewep, -kop] [N 26 (1964)] III-4-2
spinnetje, driehoekige trens vlieg: vlīx (Ottersum) Handgeborduurde hechting in de vorm van een driehoek, toegepast als versterking van de uiteinden van plooi, zak of split, of een vliegvormig gestikt hoekje tegen het uitscheuren. [N 62, 41b; N 59, 57; MW] II-7
spinnewiel spinnewiel: spinnewiel (Ottersum) Toestel om vlas, wol en soms ook andere vezelsoorten te spinnen. Men kent verschillende soorten spinnewielen. Er zijn er waarbij de spil met kam of vleugel boven het wiel is ingebouwd en waarbij de voet een schijfvormig, horizontaal blokje op vier (soms drie) pootjes is. Dit is het zogenaamde blokwiel of de blokspoel. Verder is er een model waarbij de spil naast het wiel is gebouwd. In het rechthoekige, schuingerichte blokje steken drie poten die zich lijken schrap te zetten. Vandaar ook wel benamingen als geit en germ. Een derde model met spil en vleugel naast het wiel en waarbij het dragende gedeelte een rechthoekig raam is, komt niet zoveel voor (Weyns, pag. 843). Dit is het zogenoemde raamwiel. Bij de blokspoel draait het grote wiel vlak voor de spinster of spinner. Het spinmechanisme staat midden boven het wiel ter hoogte van de borst van degene die spint. De blokspoel werd in de jaren 1940-1945 populair. Ze heeft maar de helft staanplaats nodig vergeleken met de ø̄lange spoelø̄ (informant van L 320a). Ze kon in kleine ruimtes zoals die op binnenschepen worden gebruikt (Weyns, pag. 843). Vandaar ook de benaming schippersspoel. Ook de benaming bok duidt op het model ø̄blokspoelø̄. De benamingen bok, geit en germ zijn vergelijkenderwijs ontstaan door de bepaalde vorm van het spinnewiel. Zie afb. 50. [N 34, A; N 5A (I] II-7
spinrokken stok: stǫk (Ottersum) De verticale stok in het spinrokkengat stekend van de arm van het spinnewiel. Op deze stok wordt het te bewerken materiaal, vlas of wol, gestoken. [N 34, B5b] II-7
spinrokkengat kuiltje: kylǝkǝ (Ottersum) Het gat in de arm van het spinnewiel waarin het spinrokken staat. Volgens de informant van L 291 wordt na verwijdering van de vlaskop een ander apparaat in dit gat gestoken waarop men drie klossen garen kan bevestigen als men gaat ø̄kwerenø̄. [N 34, B5a] II-7
spitsmuis scheermuis: schèrmuus (Ottersum) spitsmuis III-4-2