e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Ottersum

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
trots bats: Ennen batse mi.ns Kiek ¯m ¯s bats loopemar.: cf. WNT II, 1, kol. 1074, s.v. "batsch"= verouderd trotsch, brutaal; cf. VD s.v. "IV bats  bats (Ottersum), groots: Hïj deej nét of ie mien nie zag, de grötsen hónd Ik goj gröts óp miene kóm-af  gröts (Ottersum) groots, trots, hoogmoedig || verwaand, trots III-1-4
trouwen trouwen: trowwe (Ottersum) trouwen III-2-2
trouwpak trouwpak: trouwpak (Ottersum) trouwkostuum [t trouwdinge, trouwpak] [N 23 (1964)] III-1-3
trui trui: tröj (Ottersum, ... ) damestrui, kledingstuk zonder knopen [N 23 (1964)] || trui [maljo, sjtump, tricot] [N 23 (1964)] III-1-3
tuberculose t.b.c.: t.b.c. (Ottersum) Een besmettelijke ziekte die ontstaat doordat tuberkelbacteriën in het lichaam van het dier geraken. De besmetting kan op verschillde wijzen gebeuren: direct, doordat de smetstof met de ingeademde lucht of het opgenomen voedsel van lijders aan tuberculose belandt in het lichaam van gezonde stalgenoten; indirect, doordat de smetstof via zuivelfabrieken met de melk van het ene bedrijf op het andere terechtkomt. Het is een slepende ziekte. Zie ook het lemma ''tuberculose'' in wbd I.3, blz. 483.' [N 3A, 85a; N 52, 17a; A 48A, 30a] I-11
tuieren op de tuier binden: op dǝn tȳr bindǝn (Ottersum), tuieren: tyrǝ (Ottersum), tøi̯ǝrǝ (Ottersum), tø̜i̯ǝrǝ (Ottersum) Een koe of geit laten grazen aan een touw dat met een paal in de grond bevestigd is. Men doet dit om het af te grazen stuk grasland te beperken. [N 3A, 14h; N 14, 71; L 27, 5; A 17, 20; JG 1c, 2c; Vld.; monogr.] I-11
tuierhamer tuierhamer: tȳrhāmǝr (Ottersum), tøi̯ǝrhāmǝr (Ottersum) De zware, houten hamer waarmee men de tuierpaal in de grond drijft. [N 14, 73b en 74; N 3A, 14h; A 17, 20; monogr.; add. uit N 14, 71; S 15] I-11
tuierpaal tuierpaal: tȳrpǭl (Ottersum), tøi̯ǝrpǭl (Ottersum) De tuierpaal is een houten of ijzeren paal die men met de tuierhamer in de grond slaat en waaraan de koe of geit wordt vastgebonden. [N 14, 72 en 73a; N 3A, 14h; JG 1c, 2c; L 40, 21a; L B2, 286; A 17, 20; monogr. add. uit N 14, 71] I-11
tuierplaats tuier: tȳr (Ottersum) Cirkelvormig stuk weiland dat een getuierde koe of geit kan afgrazen. [N 14, 72; monogr.] I-11
tuimelraam tuimelraam: tȳmǝlrām (Ottersum) Raam dat om een horizontale as in het midden van de vleugel draait. Om inregenen te voorkomen, draait de onderste vleugelhelft naar buiten en de bovenste naar binnen. [N 55, 41] II-9