26831 |
turfschuurtje |
turfhuis:
tørfhys (L163p Ottersum)
|
Turfschuur of turfschop bestemd voor de berging van turf. Uit de vraag N 5AII, 80b "Hoe noemt u het gebouwtje, afdak of hok voor brand-hout of turf"? zijn in dit lemma die antwoorden verwerkt die speciaal duiden op een turfschop. [monogr.]
II-4
|
26795 |
turfspa |
turfschup:
tø̜rfsxøp (L163p Ottersum),
turfspa(de):
tø̜rfspǭj (L163p Ottersum)
|
Afhankelijk van de plaats de gebruikelijke schop om turf te steken. In het algemeen een schop met een blad zo breed als een turf breed is en lang als een turf lang is of kan zijn. [N 18, 17; I, 55; monogr.]
II-4
|
32761 |
twee spaden breed spitten |
twee schuppen breed (spaden):
twē sxøpǝ brēt (L163p Ottersum)
|
Manier van spitten waarbij een voor ontstaat die dubbel zo breed is als de schop, doordat men telkens twee spaden grond naast elkaar uitsteekt. [N 11A, 148e; N 11, 65b add.]
I-1
|
32960 |
tweede grasoogst |
nagras:
nǭgras (L163p Ottersum),
ø̜ø̜(ww)ø̜ø̜:
nǭwęi̯ǝ (L163p Ottersum)
|
Het gras dat de koeien afgrazen als ze voor de tweede maal in de wei lopen. [N 14, 129b]
I-3
|
33122 |
tweede laag schoven van het dorsbed |
bovenlaag:
bǫvǝlǭx (L163p Ottersum)
|
De specifieke benaming van de tweede laag schoven, bestaande uit twee rijen die met de koppen naar elkaar toe liggen, zoals die op de eerste rij van het vorige lemma wordt gelegd. Zeer vaak is de benaming van deze bovenste laag dezelfde als die van het bed als geheel; dan is die benaming hier niet herhaald; zie het lemma ''dorsbed, de laag schoven op de dorsvloer'' (6.1.16). In L 159a wordt nog aangetekend dat "de aren van de tweede laag veerden op de eerste rij, en door dit veren lieten de korrels beter los". Zie afbeelding 11, b. [N 14, 17c; monogr.]
I-4
|
21648 |
tweede verkoping |
toeslag:
den toeslag (L163p Ottersum)
|
de tweede verkoping i.v.m. een openbare verkoping van onroerende goederen, waarbij wordt afgemijnd [de toeslag?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
20427 |
tweeling |
tweeling:
twèlling (L163p Ottersum)
|
tweeling
III-2-2
|
30096 |
tweesteense muur |
tweesteense muur:
twēstɛns [muur] (L163p Ottersum)
|
Muur waarvan de dikte gelijk is aan de lengte van twee metselstenen. Zie voor de fonetische documentatie van het woord en woorddeel '(muur)' het lemma 'Muur'. [N 31, 37d; monogr.]
II-9
|
30327 |
tweevleugelraam |
kozijn met twee draairamen:
kozęjn met twē drɛ̄̄jrāmǝ (L163p Ottersum)
|
Raam met twee draaiende delen die naast elkaar in de raamopening passen. De twee vleugels zijn daarbij gelijk van afmeting. [N 55, 56]
II-9
|
24495 |
twijg, jonge tak |
peits:
piets (L163p Ottersum),
rijs:
rie.s (L163p Ottersum),
twijg:
twie.g (L163p Ottersum),
wis:
wis (L163p Ottersum)
|
takje || twijg
III-4-3
|