e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Ottersum

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vriesweer koud (weer): kaalt wéér (Ottersum), vries: vrīēs (Ottersum) vriezend weer, koud en droog [N 22 (1963)] III-4-4
vriezenx vriezen: vrīēzen (Ottersum), ⁄t vrīēst (Ottersum) vorst, het vriezen [gevreur] [N 22 (1963)] || vriezen [bieberen, bikken] [N 22 (1963)] III-4-4
vrijgezel vrijster: vrijster (Ottersum) vrijster III-2-2
vroedvrouw hebamme (du.): heebam (Ottersum), kindjesvrouw: kie.ndjesvrow (Ottersum), wijsvrouw: wie.svrow (Ottersum), wiesvrow (Ottersum), wijzemoeder: zie wiesvrow  wie.zemoojer (Ottersum), wijzevrouw: zie wiesvrow  wie.zevrow (Ottersum), wiezevrow (Ottersum) vroedvrouw III-2-2
vroegmis vroegmis: vruchməs (Ottersum) vroegmis [RND] III-3-3
vrouw vrouw: vrouw (Ottersum, ... ) vrouw [RND], [RND] III-3-1
vrouw, vrouwspersoon vrouwlie: vrôllie (Ottersum), vrouwmens: vrômmes (Ottersum), wijf: wief (Ottersum) vrouwen, meisjes || vrouwmens, vrouw || wijfje, vrouw III-2-2
vrouwelijk jong van de geit geitenlammetje: gęi̯tǝlɛmpkǝ (Ottersum), sikje: sekskǝ (Ottersum) [N 19, 71c; N 19, 71a; N 77, 77; N 77, 75; Vld.; A 9, 21; N C, Q 111 add.] I-12
vrouwelijk kalf maalkalf: mǭl[kalf] (Ottersum), muk: mø̜k (Ottersum) [N 3A, 20; N C, 7b; JG 1a, 1b; A 9, 17b; Gwn V, 5b; monogr.] I-11
vrouwelijk kuiken hennetje: henǝkǝ (Ottersum) [N 19, 41a; monogr.] I-12