e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Ottersum

Overzicht

Gevonden: 4473
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zoden afsteken afsteken: afstē̜kǝ (Ottersum), houwen: hǫwǝ (Ottersum), steken: stē̜kǝ (Ottersum), stē̜kǝn (Ottersum) Een object russen, vlaggen, zoden enzovoorts is niet gedocumenteerd. [N 14, 78; N 27, 39g; N 18, add.; JG 1b] I-8
zoethout zoethout: zy(3)̄thōlt (Ottersum) zoethout III-2-3
zoetstof voor peperkoek glucose: glucose (Ottersum), honing: huneŋ (Ottersum), witte streep: witte stroop (Ottersum) De diverse zoetstoffen die in het peperkoekdeeg verwerkt worden. Inhoudelijk zijn het verschillende zaken. Vergelijk het lemma ''zoetstof voor taai-taai''. [N 29, 88b] II-1
zoetstof voor taai-taai glucose: glucose (Ottersum), honing: huneŋ (Ottersum), witte stroop: wetǝ strōp (Ottersum) De diverse zoetstoffen die in het taai-taaideeg verwerkt worden. Inhoudelijk zijn het verschillende zaken. [N 29, 87b; N 29, 87; N 29, 87a; N 29, 88] II-1
zogen, voeden (overg.) voeden: voeje (Ottersum) voeden III-2-2
zolder zolder: zōldər (Ottersum), zøͅldər (Ottersum) zolder III-2-1
zolder boven de dorsvloer balker: balǝkǝr (Ottersum), zaadbalker: zǭt˱balǝkǝr (Ottersum) De zolderruimte boven de dorsvloer, bestemd voor het bergen van graan als er in de tasruimte naast de dorsvloer geen plaats meer was, ook voor stro en hooi (echter niet algemeen). Zie voor het type overschelf(t) Goossens 1959, m.n. 56, 57 en 59. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (den) het lemma "dorsvloer" (3.2.1) en voor (schelf(t)) het lemma "koestalzolder" (3.4.1). Zie ook afbeelding 14.b bij het lemma "dorsvloer" (3.2.1). [N 5A, 68a; N 5, 84; JG 1a, 1b, 2a en 2c; A 16, 5b; L 47, 8b; L 48, 11; Lu 2, 11; S 50; monogr.; add. uit: N 4A, 12g en 13d; A 7, 32] I-6
zolder van de pottenbakkerij droogzolder: drø̄̄x˲zǭldǝr (Ottersum) De zolder waar het gedraaide goed ligt te drogen. [N 49, 52a] II-8
zolderbalk spantbalk: spānt˱balǝk (Ottersum), spruitbalk: spryt˱balǝk (Ottersum) Balk die van muur tot muur loopt en de basis vormt voor het gebint. Zie ook afb. 49d. [N 54, 164] II-9
zoldergat, opening in de koestalzolder balkvenster: balǝk˲vɛnstǝr (Ottersum), hooigat: [hooi]gat (Ottersum), hooiluik: [hooi]lȳk (Ottersum) In de koestalzolder is meestal een opening waardoor het hooi naar beneden geworpen wordt om het aan de dieren te voeren. Waar de koestalzolder in open verbinding staat met de schuur is er meestal geen opening in de zoldering. Een aantal opgaven betreffen een luik of een scharnierende deur waarmee de opening afgesloten kan worden. De benamingen kunnen ook gebezigd worden voor een opening in de gevel of in het dak waardoor het hooi op de zolder wordt gebracht. Zie ook het lemma "hooivenster" (3.4.5). Zie voor de fonetische documentatie van het woord(deel) (hooi) het lemma "hooi" in aflevering I.3. Zie ook afbeelding 16.c bij het lemma "hooizolder, koestalzolder, schuur" (3.4.1). [N 5A, 56b; N 5, 97 en 97a; L 42, 24 passim; monogr.; add. uit N 5A, 57c] I-6