id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
26141 | borst | borst: bǫrst (Ottersum) | Zie afbeelding 2.19. [JG, 1b; N 8, 32.2] I-9 |
19497 | borstel | borstel: boͅrsəl (Ottersum), gootsteenborstel: gutsteenborsel (Ottersum) | borstel || borstel; inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-2-1 |
17578 | borstelig haar | stekelhaar: stéékelhöör (Ottersum), varkenshaar: vérkushéúr (Ottersum) | borstelig haar (stekkerhaar, pinhoor] [N 10 (1961)] III-1-1 |
33988 | borstnet | borstnet: bǫrstnęt (Ottersum) | Vliegennet dat alleen voor de borst van het paard wordt gehangen. [JG 1a, 1b; N 13, 83b] I-10 |
33969 | borstriem | borstband: bǫrst˱bānt (Ottersum), zeel: zē̜l (Ottersum) | Leren riem van het borsttuig die voor de borst van het paard zit. Zie ook opmerking onder lemma Borsttuig. [N 13, 52] I-10 |
29975 | borstwering | borstwering: bǫrstwēreŋ (Ottersum), bǫrstwē̜reŋ (Ottersum), leuning: lø̄neŋ (Ottersum) | Het 70 tot 100 cm hoge, gemetselde bovenstuk tussen zoldervloer en dak. Zie ook afb. 49a. [N 31, 34e; N 54, 155] || Leuning in de vorm van een plank die op ongeveer 1 meter hoogte boven de steigervloer aan de binnenkant van de staanders wordt bevestigd. Zie ook afb. 18. [N 32, 3f; monogr.] II-9 |
33713 | bos | bos: bos (Ottersum), wald: walt (Ottersum) | Een met opgaande bomen beplante uitgestrektheid grond hetzij in natuurstaat of aangelegd. [N 27, 4a; RND 82; L 1a-m; L 22, 7; Vld.; monogr.] I-8 |
20734 | bosbessenvlaai | waldsberenvlaai: waaldsbèèrevlaoj (Ottersum) | Vla met vulling van bosbessen (mollebeerevlaoj?) [N 16 (1962)] III-2-3 |
33773 | bosje haar dat tussen de oren naar voren hangt | top: tǫp (Ottersum) | Bosje haar dat van tussen de oren over de kol of het voorhoofd tot over de ogen neerhangt. Zie ook het volgende lemma met bles in de betekenis van een lange, witte streep over de paardekop tot halverwege de neus. Zie afbeelding 2.2. [JG 1a, 1b; N 8, 26; S 27] I-9 |
33771 | bosje haren aan de bovenlip | smous: smu̯s (Ottersum) | Voelharen aan de bovenlip. [N 8, 24] I-9 |