25616 |
brood uit het blik of van de plaat halen |
uithalen:
ythǭlǝn (L163p Ottersum)
|
Een eventueel opgegeven object brood, weg e.a. wordt niet gedocumenteerd. [N 29, 52]
II-1
|
20710 |
broodje |
broodje:
breudje (L163p Ottersum),
Syst. WBD
breudjes (L163p Ottersum),
kadetje:
kadetje (L163p Ottersum),
knibbeltje:
Syst. WBD Als ze een harde korst hebben
knibbeltje (L163p Ottersum),
zijn hard van korst
knibbeltjes (L163p Ottersum)
|
verschillende soorten broodjes [N 29 (1967)] || Welke dialectbenamingen kent U voor kleine wittebroodjes? (pistolee, kadetjes, kerneeke, frans broodje, spaans broodje, krombroodje, koekestel, bestel, krol, knubbeltje [N 16 (1962)]
III-2-3
|
25655 |
broodkar |
broodkar:
broodkar (L163p Ottersum),
wegkar:
wękkar (L163p Ottersum)
|
Kar waarmee de bakker of bakkersknecht het brood bezorgt. Vroeger gebeurde dat rondbrengen met de hondekar, aldus de informanten van L 292 en L 377. [N 29, 99b; monogr.]
II-1
|
25493 |
broodkorst |
kop:
kø̜p (L163p Ottersum)
|
De broodkorst aan de beide uiteinden van het brood. [N 29, 55; monogr.]
II-1
|
32554 |
broodmand |
bakkersben:
bɛkǝrs˱bɛn (L163p Ottersum)
|
Mand, vaak rechthoekig van vorm, waarin de bakker brood naar de markt of naar de klant bracht. De bakkersmand was volgens het Venrays woordenboek (pag. 78) een grote vierkante gevlochten mand, die meestal voor op een transportfiets stond en waarmee het brood bezorgd werd. [N 40, 96; N 40, 115; monogr.]
II-12
|
19531 |
broodmes |
broodmes:
brötmes (L163p Ottersum)
|
mes waarmee brood wordt gesneden [N 20 (zj)]
III-2-1
|
25500 |
broodoven |
bakoven:
bakǭvǝ (L163p Ottersum),
bakǭvǝn (L163p Ottersum),
oven:
ǭvǝ (L163p Ottersum)
|
De diverse vragen vroegen in het algemeen naar "de oven" en niet specifiek naar "de broodoven" afgezien van N 29, 1a. Het merendeel van de antwoorden slaat op de oven aan huis of op de boerderij. Meer specifieke ovens zullen in de bakkerij gebouwd zijn. De königswinteroven is een oven gemaakt van grote blokken steen afkomstig uit königswinter. De vloer bestaat uit twee grote blokken. Deze oven is voorzien van drie kanalen (pijpen) die boven het gewelf zijn aangebracht. Kanalen voeren de rook van achter de oven boven over het gewelf naar voren waardoor de trek van het vuur veel beter regelbaar wordt gemaakt (z. wbd ii afl. 1 blz. 62). [N 29, 1a; N 5, 135; RND, 57; S 27; Wi4; L 12, 8; L 40, 13b; L 40, 14; L A 2, 277; monogr.]
II-1
|
20670 |
broodpap |
kruimelpap:
kryməlpap (L163p Ottersum)
|
kruimelpap, pap van gekruimeld brood en krenten
III-2-3
|
20706 |
broodpop |
weggenkerel:
weͅgəkeͅl (L163p Ottersum),
Syst. WBD
wéggekél (L163p Ottersum),
wegkerel:
weͅkkeͅl (L163p Ottersum)
|
broodman, wittebrood in de vorm van een man || Wittebrood in de vorm van een man (steeve, steeveman, weggeman, nieuwjaarsman, ziepesprengert, boekeman?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
25617 |
broodrek |
broodhort:
brōthǫrt (L163p Ottersum),
broodrek:
brōtręk (L163p Ottersum)
|
De houten stellage waarop het brood wordt weggezet. De woordtypen "broodkar", "broodwagen", "moeldedek", wijzen op het gebruik van iets anders dan een houten stellage of plank om het brood op neer te leggen. [N 29, 53]
II-1
|