e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Ottersum

Overzicht

Gevonden: 4473
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
duif (alg.) duif: enen doehf (Ottersum) duif [GTRP (1980-1995)] III-3-2
duif, algemeen duif: doe.f (Ottersum), duu.f (Ottersum) duif III-4-1
duim duim: duum (Ottersum), dūūm (Ottersum), dym (Ottersum, ... ), dȳm (Ottersum), plaat: plǭt (Ottersum), toren: tǭn (Ottersum, ... ) duim [N 10 (1961)] || Zie kaart. De in het muurgesteente aangebrachte ijzeren haak voor raam- of deurhengsels. Zie ook afb. 56. In en rond L 289 werd de term her gebruikt voor het metalen scharnierstuk dat aan de deurpost was bevestigd. Het scharnierstuk dat aan de deur vastzat en paste in de her werd 'geheng' ('gǝheŋ') genoemd. Zie voor het woordtype 'toren' ook RhWb viii, k. 1481-1482 s.v. 'Turen': ø̄Türangel, der Stift, um den sich die Tür dreht; auch jener in die Wand geschlagene Eisenhakenø̄, en voor het woordtype 'tordel' ook Limburgs Idioticon, pag. 252, s.v. 'teulder', den, ø̄har, lat. cardo. Geh. Maeskant.ø̄ [N 32, 13a; N 54, 81b-81e; monogr.] II-9, III-1-1
duimeling duimeling: duumeling (Ottersum) wanten of handschoenen die de vingers onbedekt laten [meténtjes] [N 23 (1964)] III-1-3
duimhengsel geheng: gǝheŋ (Ottersum) Hengsel waarvan de veer draait op een in de muur of op het kozijn aangebrachte, oogvormig uitlopende, metalen pin. Zie ook het lemma 'Hengselduim'. [N 54, 80a; monogr.] II-9
duimstok duimstok: dymstǫk (Ottersum) Vouwbare maatstok waarvan de vier delen ieder vijfentwintig cm lang zijn. Aan de uiteinden is elk deel versterkt met metaal. De metalen scharnieren van de duimstok bestaan uit ronde schijven die over elkaar draaien. De twee scharnieren in het midden zijn penvormig. Vroeger was de duimstok verdeeld volgens de duimschaal; tegenwoordig zijn uitvoeringen in gebruik met aan de ene kant een duimschaal en aan de andere kant een metrische schaal. Zie ook afb. 99. [N 53, 184a; monogr.] II-12
duivekervel assekruid: assekruud (Ottersum) duivekervel III-4-3
duivenmand duivenkorf: dūvǝkø̜rǝf (Ottersum) Een rechthoekige mand met deksel waarin duiven worden vervoerd. Zie ook afb. 283. [N 20, 50; N 40, 78; N 40, 95; N 40, 102; monogr.] II-12
duizelig dol: dōl (Ottersum), duizelig: dōēzelig (Ottersum), dūūzelig (Ottersum) duizelig [locht, deuzig, duizig, dol, zat] [N 10a (1961)] III-1-2
duizendpoot duizendpoot: WLD  duuzendpoot (Ottersum) duizendpoot [duuzendbeender, -been] [N 26 (1964)] III-4-2