e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Overpelt

Overzicht

Gevonden: 3105
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
honger hebben honger hebben: hoŋər heͅmə (Overpelt), hoŋər hämən (Overpelt) honger hebben [schrok hebbe] [N 10 (1961)] III-2-3
hongerig hongerig: hoŋərəx (Overpelt) hongerig [greeg] [N 10 (1961)] III-2-3
honing honing: hoǝneŋ (Overpelt), hō.neŋ (Overpelt) Produkt door de bijen uit bloemvocht of nectar bereid en afgezet in de cellen van de raten. Honing is een zoete stof die door mensen als voedingsmiddel wordt gebruikt. [N 63, 43b; N 63, 111; L 1a-m; L 35, 105; S 14; S 38, JG 1a+1b; JG 2b-5; Ge 37, 128; A 9, 8; monogr.] II-6
honingpers pers: pęrs (Overpelt) Apparaat waarmee de gevulde honingraten geperst worden om zo de honing te oogsten. De honingpers was al in gebruik bij de korfteelt. Men kent verschillende vormen vervaardigd van onder meer eike- of beukehout. Een honingpers is voorzien van een kuip waarin de geperste honing opgevangen wordt. Verder is er een hendel en een schroef waarmee men het persblok vastdraait op de zak met ruwe honing. [N 63, 122a; JG 1a+1b; JG 2b-5; N 63, 122c; monogr.] II-6
hoofd kop: koͅp (Overpelt, ... ) [N 10 (1961)]een kop [ZND A1 (1940sq)] || hoofd [N 10b (1961)] III-1-1
hoofd (spotnamen) appel: apəl (Overpelt), bol: bōl (Overpelt), bōͅl (Overpelt), knikker: knekər (Overpelt, ... ) [N 10 (1961)] III-1-1
hoofdbalken van de eg balken: ba.lǝkǝ (Overpelt) De rechte of lichtelijk gebogen, zwaardere balkjes van het egraam, die door de lichtere scheien op een bepaalde afstand van elkaar gehouden worden. Meestal zijn - vooral bij de vierhoekige eg - in deze balken de tanden aangebracht. Voor de plaatsen waar men voor de hoofdbalken van de eg geen aparte term gebruikt, zie men het vorige lemma. [JG 1a + 1b; N 11, 69a; N 11A, 155a; monogr.] I-2
hoofddoek doek: duk (Overpelt), neusdoek: nø̄zǝk (Overpelt) Hoofdbedekking ter bescherming tegen de felle zon in de oogsttijd. De laatste opgaven van het lemma, met het type hoed, zijn allicht geen hoofddoeken, maar hoofdbedekkingen. [JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2c] I-4
hoofdkaas kipkap: kepkap (Overpelt), kipkop: kipkop (Overpelt), preskop: prɛskoͅp (Overpelt), zult: zø.lt (Overpelt) hoofdkaas [Goossens 1b (1960)] || varkenskop die gekookt, gehakt en geperst wordt en in schalen of teilen wordt gemaakt; hoofdkaas [ZND 49 (1958)] III-2-3
hoofdkussen kussen: køsə (Overpelt) hoofdkussen [ZND 27 (1938)] III-2-1