34448 |
jonge geit |
geitje:
gęi̯tjǝ (L314p Overpelt)
|
[N 19, 71a; N 77, 75; A 9, 21; JG 1a; monogr.]
I-12
|
19649 |
jonge kat |
katje:
kɛtjə (L314p Overpelt)
|
katje [ZND A2 (1940sq)]
III-2-1
|
34481 |
jonge kip |
pul:
pøl (L314p Overpelt)
|
Bedoeld wordt de jonge kip die bijna aan de leg is of net legt. [N 19, 40d; R 14, 23b; R 3, 39; A6, 1b; JG 1a, 1b; L 1a-m; Gwn; Vld.; S 27, add.; monogr.]
I-12
|
20334 |
jongste kind |
suikerkindje:
sokərkinnəkə (L314p Overpelt)
|
jongste kind; hoe heet het jongste kind van het gezin? [ZND 36 (1941)]
III-2-2
|
21335 |
jood |
jood:
ne jood, twie joden (L314p Overpelt, ...
L314p Overpelt),
ne jood, twiej joden (L314p Overpelt, ...
L314p Overpelt)
|
Een jood, twee joden, [ZND 27 1938)] || Een jood, twee joden. [ZND 27 1938)]
III-3-1, III-3-3
|
23211 |
judas |
judas:
’ne judas (L314p Overpelt),
als in ja
ne Juds (L314p Overpelt)
|
Een Judas (uitspraak van j als in ja? of zj als in Frans Jean?). [ZND 27 (1938)]
III-3-3
|
21336 |
juffrouw |
juffrouw:
juffrouw (L314p Overpelt, ...
L314p Overpelt)
|
juffrouw [ZND 27 (1938)]
III-3-1
|
33958 |
jukriem |
verbindingsriem:
vǝrbendeŋsrīm (L314p Overpelt)
|
Verbinding tussen het haam en de disselboom, als men met een tweespan rijdt. Verscheidene zegslieden verklaren dat een tweespan in hun gemeente niet (meer) voorkomt. [N 13, 12]
I-10
|
18192 |
jurk |
kleed:
annəs klīət is vøl langər als da van Mikə (L314p Overpelt),
hanəs klIjət is vøl laŋər as dɛ van mIkə (L314p Overpelt),
katoenen klied (L314p Overpelt),
kort
kautuene kleed (L314p Overpelt)
|
Een katoenen kleed. [ZND 41 (1943)] || Kleed. Annas kleed is veel langer als dat van Mieke [ZND 44 (1946)]
III-1-3
|
20697 |
jus, vleesnat |
saus:
Syst. Frings
sōͅ.u̯s (L314p Overpelt)
|
Saus of jus (sop?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|