e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Overpelt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
klein van gestalte niet groot: heͅj es ni grūt (Overpelt) klein van gestalte [N 10 (1961)] III-1-1
kleine hoeveelheid eten greumeltje: Syst. Frings = een beetje  grøͅməlkə (Overpelt) Welk woord kent u voor een zeer kleine hoeveelheid eten (een brusselke, een kriemelke?) [N 16 (1962)] III-2-3
kleine neus klein neusje: klein nøskə (Overpelt), klɛin nusjə (Overpelt) een klein neusje [ZND 39 (1942)] III-1-1
kleingeld kleingeld: klēͅgeld (Overpelt), pasgeld: ps. omgespeld volgens IPA.  pa͂sxēͅlt (Overpelt) Klein geld [pasgeld, snuistergeld?] [N 21 (1963)] || kleingeld [ZND 28 (1938)] III-3-1
klepel klepel: de klepel van de klok (Overpelt) De klepel van de klok. [ZND 28 (1938)] III-3-3
kletsen babbelen: Van Dale: babbelen, 1. veel praten over dingen van weinig belang, uit lust tot praten; (schoolt.) met elkaar praten van leerlingen onder de les; -2. praatjes verkopen, kwaadspreken; -3. keuvelen, gezellig praten; -4. (gew.) uit de school klappen; -5. (in litt. t.) een geluid maken dat aan babbelen doet denken.  babələn (Overpelt), kwebbelen: Van Dale: kwebbelen, veel en rad praten, ratelen; (gew.) ruzie hebben.  kwebbelen (Overpelt), lullen: Van Dale: I. lullen, I. 1. binnensmonds zingen, neuriën; -2. (gew.) zachtjes praten; -3. (gew. en gemeenz.) kletsen, praten; - (in eng. zin) kletspraat verkopen, niet ter zake doende dingen zeggen.  lullen (Overpelt), zeveren: zevərən (Overpelt), Van Dale: zeveren, (gew.), 2. flauwe praat verkopen; -zaniken.  zieveren (Overpelt), zivərən (Overpelt), zIəvərən (Overpelt) Hoe zegt ge "hij vertelt onnoozelen praat (of leugens)"? [ZND 40 (1942)] || praten, klappen, kallen [ZND 36 (1941)] || praten, kouten [ZND B1 (1940sq)] || zij praten, kletsen, babbelen de hele dag [ZND 41 (1943)] III-3-1
kletsen [onnozele praat vertellen] beuzelen: ei bøzəlt (Overpelt), leugen: hij verheupt niks as leuges (Overpelt) Hoe zegt ge "hij vertelt onnoozelen praat (of leugens)"? [ZND 40 (1942)], [ZND 40 (1942)] III-3-1
kletsoor klatsoor: kladzuǝr (Overpelt) Dun eindje touw of leer aan het uiteinde van het snoer van de zweep dat bij het slaan een knallend geluid maakt. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; N 13, 95c; L B2, 245; L 8, 142; R 14] I-10
kletswijf babbelwijf: ik lijk in stieren  babbelwief (Overpelt) Hoe heet een vrouw die veel babbelt [ZND 27 1938)] III-3-1
kleurx kleur: kleur (Overpelt, ... ) kleur [ZND 01 (1922)], [ZND 28 (1938)] III-4-4