34643 |
rijtuig |
voiture:
vu̯atȳr (L314p Overpelt)
|
Personenvoertuig, waarbij niet de huifkar bedoeld wordt. Gezien het feit dat het hier om zaken gaat die reeds lang verdwenen zijn, is de verwarring rond de dialecttermen groot. Dit lemma is samengesteld uit de antwoorden op algemene vragen als "hoe noemt u een tweewielig rijtuig" die geen betrekking hebben op een specifieke soort. Ook de meer algemene antwoorden die in N 101 bij de vragen naar bepaalde soorten rijtuigen opgegeven werden, zijn hier verwerkt. De veel voorkomende opgaven "koets" en "sjees", de bekendste vier- en tweewielige rijtuigen, zijn in de betreffende lemmata opgenomen. [N 101, 1-14; N G 51; L 1 a-m; L 28, 24; L 36, 70; LA 288; S 18, 30; Wi 16; monogr]
I-13
|
33978 |
rijzadel |
rijzadel:
ręi̯zǭǝl (L314p Overpelt)
|
Zadel dat gebruikt wordt bij het berijden van een paard. [JG 1a, 1b]
I-10
|
33084 |
rijzen, uit de aren vallen |
rijzelen:
ręi̯zǝlǝ(n) (L314p Overpelt),
rijzen:
ręi̯zǝ(n) (L314p Overpelt)
|
Het uit de aren vallen van de graankorrels, wanneer het graan goed droog is en op de wagen getast wordt. ''tasser op de wagen'' (5.1.5). In L 286 en 288 voegt men toe dat dergelijk koren rijskoren (riskōrǝ) wordt genoemd. De laatste drie uitdrukkingen betekenen zoveel als: "het koren is zo droog dat de korrels uit de aren vallen". Naar de fonetische verschijningsvorm zouden de uitdrukkingen (het is) rijs echter ook persoonsvormen van het werkwoord rijzen kunnen zijn.' [N 15, 53; JG 1a, 1b, 2c; L 32, 41; monogr.]
I-4
|
17599 |
rimpels |
rimpels:
rimpel (L314p Overpelt),
rumpels (L314p Overpelt, ...
L314p Overpelt),
rømpəl (L314p Overpelt)
|
een rimpel (op het voorhoofd) [ZND B1 (1940sq)] || rimpels (in het gezicht) [ZND 41 (1943)]
III-1-1
|
18396 |
ring |
ring:
eneReengk--S (L314p Overpelt)
|
ring [GTP]
III-1-3
|
29911 |
ringen |
ringen:
reŋǝ (L314p Overpelt)
|
Het varken een ring in de neus zetten om het het wroeten te beletten. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; N 70, 9; N 19, 26; N 19, 26, Q 98 add.; monogr.]
I-12
|
33582 |
ringen, randen verwijderen van peulvruchten |
ringen:
rēͅnən (L314p Overpelt)
|
[ZND B2 (1940sq)]
I-7
|
24234 |
ringmus |
mus:
mus (L314p Overpelt),
zjiers:
zelfde als huismus
žirs (L314p Overpelt),
zjiersje:
zjiers(ke) (L314p Overpelt)
|
ringmus || ringmus (14 bijna gelijk aan de huismus, maar chocoladepetje en -plekje op de wang; broedt meer in hol hout; vaak op trek in flinke troepen [N 09 (1961)]
III-4-1
|
18103 |
ringworm |
sint-catharinawiel:
sint kətrinəwil (L314p Overpelt)
|
Hoe heet de huidziekte in de vorm van een wiel, waartegen Sinte Catharina wordt aangeroepen ? [ZND 48 (1954)]
III-1-2
|
20792 |
rins |
grauw:
grauw (L314p Overpelt),
rins:
runsige smaak (L314p Overpelt)
|
Een rinse smaak (zuurzoet, gelijk sommige suikerbonbons). [ZND 41 (1943)]
III-2-3
|