32445 |
hoge klomp |
hoge klonk:
hūgǝ [klonk] (K357p Paal)
|
Klomp met een hoge en lange, tot boven de wreef doorlopende kap. De klompopening sluit bij dit type klompen goed om de voet zodat er geen klompenriem nodig is. Zie ook afb. 259. Het woord(deel) klomp is fonetisch gedocumenteerd in het lemma ɛklompɛ. De kapklomp die in en rond Venray (L 210) bekend was, was een luxe hoge klomp die versierd was met koperen spijkers. Hij was volgens het Venrays woordenboek (pag. 227), ondanks de hoge kap toch van een leren band voorzien en werd op zondag gedragen.' [N 24, 70b; monogr.]
II-12
|
18376 |
hoge klomp? |
hoge klonk:
hugəklòŋk (K357p Paal)
|
klomp met hoge huif, hoge klomp, zonder riem gedragen [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18352 |
hoge rijgschoen |
rijgschoen:
rèègschoene (K357p Paal),
RɛɛXsXòwn (K357p Paal)
|
rijgschoenen, hoge ~ voor dames [petiens, bottines] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18350 |
hoge schoen met elastieken tussenstukken |
botje:
bòtəkəs (K357p Paal),
[sic]
bòttekes [botəkəs} (K357p Paal)
|
schoenen, hoge ~ met elastieken tussenstukken in de schacht [boddekeens] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18349 |
hoge waterdichte schoen |
sneeuwschoen:
sni-jəfsXùwn (K357p Paal),
snii̯əfschòu̯nə (K357p Paal)
|
schoenen, hoge waterdichte ~ met waterkap [snöwschoen, tongschoen] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
33073 |
hok opbinden |
toebinden:
tubinǝ (K357p Paal)
|
Het leggen van een band om de koppen van de schoven als deze in een hok bijeengezet worden. Het voorwerp van het werkwoord is steeds "hok, stuik". De volgorde van de varianten van het type binden is zoals in het lemma ''schoven binden'' (4.6.2). [N 15, 33; monogr.]
I-4
|
29817 |
holle steen |
dallesteen:
dalstī̄jǝn (K357p Paal),
lochtsteen:
luxtstī̄jǝn (K357p Paal)
|
Metselsteen die niet massief is. Holle stenen kunnen diverse vormen en afmetingen vertonen en worden onder meer gebruikt voor gewelven, zolderingen en lichte tussenmuren. Ze worden ook toegepast bij het opmetselen van rookkanalen en luchtkokers. Zie ook afb. 27. Het betreft daar een holle spie- of boogsteen. De woordtypen zwemsteen (L 289) en zwembrik (Q 12) verwijzen naar het feit dat holle stenen licht van gewicht kunnen zijn door het gebruik van poreuze grondstoffen als natuurbims, kunstbims of gegranuleerde hoogovenslakken; als bindmiddel wordt dan hydraulische kalk, cement of een mengsel van beide toegepast. [N 30, 54c]
II-8
|
24324 |
hommel |
hommel:
ook in ZND 01, a-m
hoemel (K357p Paal)
|
hommel [ZND 27 (1938)]
III-4-2
|
25062 |
homp, brok, klont |
klot:
klot (K357p Paal),
kloͅt eͅər (K357p Paal)
|
kluit [ZND 28 (1938)], [ZND B2 (1940sq)]
III-4-4
|
19784 |
hond |
hond:
ho.nt (K357p Paal, ...
K357p Paal),
hont (K357p Paal),
hoont (K357p Paal),
hoͅnt (K357p Paal)
|
hond [Goossens 1b], [Goossens 1b (1960)], [ZND 01 (1922)], [ZND 21 (1936)], [ZND A2 (1940sq)]
III-2-1
|