e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Paal

Overzicht

Gevonden: 3746
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
aprilgrap aprilvis: aprilvis (Paal) De onzinnige boodschap op 1 april [aprilvis, aprilzaad, zikkelzaad]. [N 88 (1982)] III-3-2
aren lezen aren rapen: ǭǝrǝ rā.pǝ (Paal), oogsten: uǝstǝ (Paal) Het oprapen en verzamelen van de achtergebleven aren op het veld. Het was vroeger gewoonte de aren die op het pasgemaaide en geoogste veld achterbleven, te laten liggen, zodat behoeftigen deze konden verzamelen. Het was een vorm van armenzorg. [N 15, 35; JG 1a, 1b, 1c, 2c; L 39, 40; Lu 3, 6; R [s], 31; R 3, 68; monogr.; add. uit A 23, 16.2] I-4
arend van de zeis ang: ãŋ (Paal), pin: pen (Paal) Het blad van de zeis loopt aan de zijde waar het met de steel verbonden is uit in een smal, vaak extra verstevigd, stukje staal, de arend, dat tegen de steel van de zeis aanligt en door middel van de zeisring daaraan wordt vastgemaakt. Aan het uiteinde is de arend voorzien van een nokje dat in een gat in de steel wordt gestoken of geslagen; soms zijn er twee dergelijke nokjes (vergelijk het woordtype dobbelang). Voor de hoek die de arend met het zeisblad maakt, en het belang hiervan voor een goede "voering" van de zeis, zie de algemene toelichting bij deze paragraaf. Zie afbeelding 5, nummer 1. [N 18, 68a; JG 1a, 1b; A 4, 28c; A 14, 1; L 20, 28c; L 45, 1; monogr.] I-3
arm liggen (de steen) ligt onder de rij: (de steen) ligt onder de rij (Paal) Gezegd van een molensteen wanneer bij controle de rij alleen op de buitenbaan, de zgn. maalbaan, draagt. [N O, 34j] II-3
armband armband: amrband (Paal), ermband (Paal, ... ), spellingsysteem: Blancquaert  érrəmbant (Paal), bracelet (fr.): brausjelet (Paal) Armband [ZND 32 (1939)] || armband (Fr> bracelet) [ZND 32 (1939)] III-1-3
arme mens arme mens: een erme mins (Paal), erme mins (Paal), nen erme minsch (Paal) een arme mens [ZND 32 (1939)] III-3-1
armoede armoede: ermoe (Paal), ermoj (Paal) armoede [ZND 32 (1939)] III-3-1
armvol armvol: ɛləvər(t) (Paal), ɛrǝmvǫl (Paal), ɛrəmvoͅl (Paal) armvol (elver, speet, ervel) [ZND A1 (1940sq)], [ZND B1 (1940sq)] || De hoeveelheid stro of aren die men in de armen kan vasthouden. Zie ook het lemma ''handvol hooi'' (5.1.4) in aflevering I.3. [N 7, 58; L 1, a-m; L 1u, 8; L A1, 88; Wi 51; monogr.] I-4, III-4-4
arresteren <omschr.> hij zit er binnen: hè zit er binnen (Paal), aanhouden: aengehooen (Paal), de pelitie hit em aagehoon (Paal), ze hemmen hem aangehoon (Paal), pakken: de jendarmen hemmen hem gepakt (Paal), hé es gepakt (Paal), snappen: hè es gesnapt (Paal) De politie heeft hem aangehouden. [ZND 33 (1940)] III-3-1
as as: asch (Paal), assen: asse (Paal) as [ZND 32 (1939)] III-2-3