23215 |
klepel |
hamel:
de hamel van e klok (K357p Paal),
klepel:
de klepel van de klok (K357p Paal),
slinger:
de slinger van de klok (K357p Paal)
|
De klepel van de klok. [ZND 28 (1938)]
III-3-3
|
22377 |
kleppers |
kleppers:
klepper (K357p Paal)
|
Elk van de twee houtjes die de kinderen tussen de vingers snel tegen elkaar slaan om een klepperend geluid te maken [klepper, klapper, kap, klakker]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
21353 |
kletsen |
babbelen:
Van Dale: babbelen, 1. veel praten over dingen van weinig belang, uit lust tot praten; (schoolt.) met elkaar praten van leerlingen onder de les; -2. praatjes verkopen, kwaadspreken; -3. keuvelen, gezellig praten; -4. (gew.) uit de school klappen; -5. (in litt. t.) een geluid maken dat aan babbelen doet denken.
babələ (K357p Paal)
|
praten, kouten [ZND B1 (1940sq)]
III-3-1
|
21549 |
kletsen [onnozele praat vertellen] |
liegen:
hij liegt (K357p Paal),
zever vertellen:
hé vertelt zieëver (K357p Paal)
|
Hoe zegt ge "hij vertelt onnoozelen praat (of leugens)"? [ZND 40 (1942)], [ZND 40 (1942)]
III-3-1
|
33997 |
kletsoor |
klitsoor:
kledzūǝr (K357p Paal)
|
Dun eindje touw of leer aan het uiteinde van het snoer van de zweep dat bij het slaan een knallend geluid maakt. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; N 13, 95c; L B2, 245; L 8, 142; R 14]
I-10
|
21337 |
kletswijf |
babbelkous:
babbelkoès (K357p Paal),
babbeltrien:
babbeltrien (K357p Paal),
babbelwijf:
wêf: zoals Franse tête
babbelwêf (K357p Paal),
ratel:
n raetel (K357p Paal)
|
Hoe heet een vrouw die veel babbelt [ZND 27 1938)]
III-3-1
|
25029 |
kleurx |
kleur:
kleur (K357p Paal, ...
K357p Paal)
|
kleur [ZND 01 (1922)], [ZND 28 (1938)]
III-4-4
|
20720 |
kliekje |
beetje:
Syst. IPA
bitskə (K357p Paal)
|
Kliekje, opgewarmde maaltijd (braoj, opstoovertje, prutske?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
18065 |
klierziekte |
klieren:
klieren (K357p Paal),
De meeste informanten vertalen enkel het zinnetje hij heeft klieren (in de hals) zonder een speciale benaming voor deze klieren op te geven.
klie-ere (K357p Paal),
klieren (K357p Paal),
klèjere (K357p Paal)
|
hij heeft klieren (in de hals). Bestaat hiervoor een speciale volksnaam ? [ZND 28 (1938)] || hoe heet de klierziekte die gezwellen in de hals veroorzaakt, die dan soms opengaan ? [ZND 36 (1941)]
III-1-2
|
24581 |
klimop |
klimop:
-
klimoep (K357p Paal)
|
klimop [ZND 36 (1941)]
III-4-3
|