e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Paal

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
melkkannetje melkpotje: meͅləkpətəkə (Paal) melkkannetje waaruit men aan tafel melk schenkt [N 20 (zj)] III-2-1
melkkar melkkarretje: męlǝkkęrkǝ (Paal) Kar om melkbussen van meerdere boeren van en naar de fabriek te brengen. Het was meestal een lange kar met een groot bodemoppervlak en lage zij-, voor- en achterplanken. [N 17, 15; N G 51; monogr.] I-13
melkkoe melkkoe: męlǝkui̯ (Paal) Koe die geschikt is voor melkproductie. [N 3A, 148] I-11
melkspiegel uierspiegel: ai̯ǝrspigǝl (Paal) Plaats achter de uier waar de haren in de verkeerde richting liggen. [N 3A, 118d] I-11
melktanden melktanden: meͅlktān (Paal) melktanden [zuiktande, zeuktaant, mammetandjes] [N 10 (1961)] III-1-1
melkzeef afromer: afromer (Paal), zij: zai̯ (Paal) Voorwerp waarmee men melk zeeft. Het is een soort vergiet met als bodem een doek. De melk wordt uit de melkemmer via deze melkzeef in de melkbus gegoten. Hierdoor blijven grove verontreinigingen achter. Zie afbeelding 11. [A 18, 11a; L 48, 35.Ia; Lu 2, 35.Ia; Gwn 8, 6; JG 1d; monogr.] I-11
menen menen: mēͅ.nə (Paal) Menen. [ZND m] III-3-1
menneke, binnenste deel van het hok mannetje: mɛnǝkǝ (Paal) Het groepje van boven aaneengebonden schoven die in het midden van een hok staan. Kruis heeft wel betrekking op de werkwijze de middelste vier schoven, waar de andere schoven omheen staan, in een kruisvorm te zetten. Deze vier schoven worden niet overal aan elkaar gebonden. Zie afbeelding 7. [N 15, 32a; JG 1d, 2d; Goossens 1963, krt. 37; monogr.] I-4
merel blaan: bloon (Paal), merel: meël (Paal), mējəl (Paal), meͅəl (Paal), mjēl (Paal), mèel (Paal), mèël (Paal) merel [ZND 01 (1922)], [ZND 38 (1942)], [ZND B2 (1940sq)] III-4-1
merg merg: merg (Paal, ... ), meͅrx (Paal) het merg (in de beenderen) [ZND 31 (1939)] || merg [ZND A1 (1940sq)] III-1-1