e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Paal

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
nemen, pakken nemen: nemen (Paal, ... ), pakken: pa`kə (Paal) nemen [ZND 25 (1937)] || pakken [ZND A1 (1940sq)] III-1-2
nest nest: neͅst (Paal) nest [ZND m] III-4-1
neus neus: n"s (Paal), nøs (Paal) een neus [ZND B1 (1940sq)] || neus [ZND m] III-1-1
neus (spotnamen) fomp: fump (Paal), gevel: gēͅvəl (Paal), groeëte gèvel (Paal), snuit: snøͅt (Paal) een lange neus [ZND 39 (1942)] || neus: spotbenamingen [snoet, snotkoker, fok, fokker, kokker, domphoren, gevel, foemp] [N 10 (1961)] III-1-1
neus van een schoen tip: tup (Paal), tøp (Paal) neus van een schoen [snoet, tip, veusjte, teut] [N 24 (1964)] III-1-3
neusgaten neuskotten: nøͅskottər (Paal) neus: neusgaten [N 10 (1961)] III-1-1
neusklem ring: reŋk (Paal) Klem in de neus van een stier. [N 3A, 14d] I-11
neusriem snuitriem: snø̜̄.tręi̯m (Paal) Leren riempje van het hoofdstel dat over de neus van het paard loopt. [N 13, 23] I-10
neusring ring: reŋk (Paal) Ring in de neus van het varken die het wroeten moet beletten. [N 19, 26; JG 2c; mongr.] I-12
neusvleugel neusvleugel: n"svl"gəls (Paal) neusvleugel [N 10b (1961)] III-1-1