18188 |
omslagdoek (alg.) |
neusdoek:
nøzik (K357p Paal)
|
schouderdoek, wollen ~ of omslagdoek, soms ook wel over het hoofd gedragen [neus-, nuisdook, nuizek, nuzzing, plak, plaggen, sjelon, falie] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
34211 |
omweiden |
herjagen:
hęrjāgǝ (K357p Paal)
|
Het geregeld verplaatsen van vee. [N 3A, 11; monogr.]
I-11
|
25685 |
omzetten |
omzetten:
ømzętǝ (K357p Paal)
|
Het met de graanschop omkeren van het op de graanzolder uitgespreide graan. [JG 1a, 1b, 2c]
I-4
|
25149 |
onbewolkt |
klaar:
kleier (K357p Paal)
|
klaar, helder [ZND 01 (1922)]
III-4-4
|
18401 |
ondergoed |
onderdingen:
onəRdiŋə (K357p Paal),
ondergoed:
spelling: Frings
òndərgówt (K357p Paal)
|
ondergoed, onderkleding (onderdinge, ondergoed) [N 02 (1960)] || ondergoed, onderkleren [t onderdinge] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
32640 |
ondergronder, woeler |
wroeter:
vrȳtǝr (K357p Paal)
|
De ondergronder of woeler was een aparte ploeg zonder kouter en riester, maar met een lansvormige schaar of twee in tegenovergestelde richting geplaatste messen vóór op het ploeghoofd. Vaak werd de oude aanaardploeg tot ondergronder omgebouwd. Met deze ploeg, die vóór de gewone ploeg uitging of erop volgde, werd de ondergrond, de bodem van de voor opengebroken. Men kon ook met de gewone ploeg de ondergrond losrakelen, door op de plaats van de voorschaar of het kouter, dan wel aan of onder de ploeghiel een woelschaar, een woelhaak of woelmes aan te brengen. Aldus werd tegelijkertijd de bovengrond geploegd en de ploegzool opengebroken. [N 11, 33j; N 11A, 76a + 76b + 77; N 27, 14]
I-1
|
33947 |
onderhaam |
onderhaam:
ǫnǝrhām (K357p Paal)
|
Twee met elkaar verbonden kussens die het paard onder het haam draagt, als dat te groot is. [N 13, 11; monogr.]
I-10
|
18257 |
onderhemd |
hemd:
hym (K357p Paal, ...
K357p Paal),
høm (K357p Paal, ...
K357p Paal)
|
hemd (enkelvoud - meervoud) [ZND m] || hemd, hemden (mv.) [ZND B1 (1940sq)] || onderhemd, onderkledingstuk dat op het blote lijf gedragen wordt [im, emmek, hem, himp, kemsel, liejms, sjmies, vlok] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18313 |
onderjurk |
suppe:
WNT: zie sub hanssop: De tot eene koppeling geworden eigennaam Hans Sop, vertaling van hd. Has Supp(e), de naam van eene komische tooneelfiguur die ontleend is aan de Franschen Jean Potage.
suppe (K357p Paal),
søpə (K357p Paal)
|
onderjurk, onderkleed met lijfje en schouderbanden [N 24 (1964)]
III-1-3
|
19395 |
onderkussen, peluw |
hoofdpeluw:
huppeling (K357p Paal),
huppulling (K357p Paal),
hoofdpulf:
hytpølf (K357p Paal),
pullover:
pullover (K357p Paal)
|
een hoofdpeluw (langwerpig kussen) [ZND B1 (1940sq)] || het langwerpig kussen dat op de matras en onder het eigenlijke hoofdkussen ligt (Fr. traversin) [ZND 27 (1938)]
III-2-1
|