19321 |
opscheppen |
stoefen:
stofə (K357p Paal, ...
K357p Paal),
stufə (K357p Paal, ...
K357p Paal,
K357p Paal),
stoffen:
stofə (K357p Paal)
|
pochen (zich op iets beroemen) [ZND B1 (1940sq)]
III-1-4, III-3-1
|
34020 |
opstaan |
op:
ǫp (K357p Paal)
|
Voermansroep om het paard op te doen staan. [N 8, 95j]
I-10
|
26763 |
opstaande randen van de vlikkenschop |
vlim:
vløm (K357p Paal)
|
[N 18, 13]
II-4
|
33152 |
opstapelen van graanzakken |
op hopen leggen:
ǫp huǝp lø̄gǝ (K357p Paal),
optassen:
ǫptasǝ (K357p Paal)
|
Zakken met graan op een hoop zetten. [L 27, 24]
I-4
|
33078 |
opsteken van de schoven |
opsteken:
ǫpstē̜.kǝ (K357p Paal)
|
Het op de oogstkar laden van de gedroogde schoven. Dit gebeurt door twee personen, de één, de opsteker (zie het lemma ''opsteker'', 5.1.4) steekt de schoven met een oogstgaffel van het hok naar de kar omhoog, waar de ander, de tasser (zie het lemma ''tasser op de wagen'', 5.1.5) de schoven aanneemt en in lagen (zie het lemma ''laag schoven op de wagen'', 5.1.7) op de oogstkar tast. Vergelijk ook het lemma ''hooi opladen'' (5.1.5) in aflevering I.3.' [JG 1a, 1b, 2c; monogr.]
I-4
|
32936 |
opsteker |
opsteker:
ǫpstē̜kǝr (K357p Paal),
ǫpstɛ̄kǝr (K357p Paal)
|
Degene die de schoven met de gaffel,opsteekt naar de tasser op de wagen. Vergelijk de toelichting bij het lemma ''opsteken'' (5.1.3) en het lemma ''opsteker'' (5.1.6) in aflevering I.3, van hooi op de oogstkar. [N 15, 40; monogr.; add. uit JG 1a, 1b] || Degene die het hooi met de oogstgaffel opsteekt naar de optasser op de wagen. [N 14, 121a; A 34, 3a]
I-3, I-4
|
32938 |
optassen, vouwen |
elveren:
ɛlvǝrǝ (K357p Paal)
|
Het eigenlijke laden van het hooi op de wagen. Vooral op de Kempense ladderkarren, zonder dichte zijschotten (zie het lemma ''hooikar'') is dit laden een zorgvuldig karwei: de bussels hooi worden dan met een draaiende slag, een "vouw", vast tegen elkaar aan gestapeld. Om praktische redenen moest er met zorg geladen worden: er moest immers zoveel mogelijk hooi op de wagen geladen worden; maar ook om redenen van beroepstrots: een goedgeladen oogstwagen is de trots van de boer. Om een slechtgeladen wagen zal hij worden bespot. [N 14, 120; A 34, 6]
I-3
|
32939 |
optasser |
lader:
lāi̯ǝr (K357p Paal)
|
Degene die, staande op de kar, het hooi van de opsteker aanneemt en het er opstapelt. [N 14, 121b; A 34, 3b]
I-3
|
26249 |
optempelen |
op de tempel trekken:
op de tempel trekken (K357p Paal)
|
De roeden of de molenas met behulp van de tempel optillen. In l 318 en l 321 werd dit werk altijd door de molenmeester (mø̄lǝmęjstǝr) maar nooit door de molenaar zelf gedaan. [N O, 35b]
II-3
|
17900 |
optillen |
heffen:
høfə (K357p Paal),
høͅfə (K357p Paal),
opheffen:
eͅit ophøͅfə (K357p Paal),
op huffen (K357p Paal),
ophɛfə (K357p Paal)
|
dat kan ik opheffen [ZND 26 (1937)] || heffen [ZND m] || iets opheffen (tillen) [ZND B2 (1940sq)] || opheffen, tillen [ZND A1 (1940sq)] || optillen [RND]
III-1-2
|