25211 |
wolk alg. |
wolk:
woͅlək (K357p Paal, ...
K357p Paal)
|
wolk [ZND A1 (1940sq)], [ZND B2 (1940sq)]
III-4-4
|
18614 |
wollen muts (kinderen) |
potsje:
pøtskə (K357p Paal)
|
muts van wol (gebreid) voor kinderen [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18132 |
wonde |
wonde:
wonde (K357p Paal)
|
een wonde met warm water baden [ZND 32 (1939)]
III-1-2
|
19835 |
wonen |
wonen:
wui̯nən (K357p Paal),
wunə (K357p Paal)
|
wonen [ZND A1 (1940sq)], [ZND m]
III-2-1
|
21267 |
woord |
woord:
wô.rt (K357p Paal)
|
woord [RND]
III-3-1
|
34202 |
wormbulten |
zwerage:
zwērǭzi (K357p Paal)
|
In de zomer leggen runderhorzels hun eitjes aan de haren van het rund. Na enkele dagen kruipen er larven uit de eitjes. Deze dringen het lichaam binnen langs de haren en het haarzakje, doorboren de huid en groeien langzamerhand uit. In de winter komen ze vooral onder de huid van de rug terecht. Iedere plek waar een larve zit, vormt een bultje, de wormbult. Om te kunnen ademen doorboort de larve de huid van het rund. Dit veroorzaakt wondjes die gemakkelijk geïnfecteerd kunnen raken, waardoor zeer uitgebreide verettering kan ontstaan. Zie ook het lemma ''wormbulten'' in wbd I.3, blz. 478-479. [N 52, 22; N 3A, 83b; A 48A, 35; monogr.]
I-11
|
21014 |
wormstekig |
vermaaid:
subst.: ne maaisteek
vermaaid (K357p Paal)
|
wormstekig, gezegd ve appel [Lk 01 (1953)]
III-2-3
|
20853 |
worst |
worst:
woͅrst (K357p Paal)
|
worst [ZND A1 (1940sq)]
III-2-3
|
22430 |
worstelen |
worstelen:
worstelen (K357p Paal)
|
De tak van krachtsport waarbij het doel is de tegenstander door bepaalde grepen en bewegingen op de grond te werpen [zo dat zijn schouders de grond raken] [worstelen, borstelen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
20709 |
worstenbroodje |
worstenbrood:
Syst. IPA
wo̞ͅrstəbruu̯ət (K357p Paal)
|
Worstebroodje (sezijzebreudje?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|