33844 |
zich over de rug wentelen |
(zich) wendelen:
wendǝlǝ (K357p Paal),
(zich) wentelen:
wɛntǝlǝ (K357p Paal)
|
Geregeld gaan de paarden op hun rug liggen en slaan met de poten in de lucht. Zij doen dit vooral bij jeuk of buikpijn. [JG 1a, 1b; N 8, 69]
I-9
|
33038 |
zicht |
pik:
pek (K357p Paal)
|
Korte zeis die met één hand gehanteerd wordt en gebruikt wordt voor het maaien van rogge, tarwe, haver, gerst, enzovoorts. Zie de algemene toelichting bij paragraaf 4.2 over het maaien en afbeelding 5. Op de semasiologische kaart 30 zijn de gebieden met pik in de betekenis "zicht" van kaart 29 en met pik in de betekenis "mathaak" van kaart 33 bijeengezet. [N 18, 70; JG 1a, 1b, 2c; Goossens 1963, krt. 28; A 14, 7; A 23, 16.2; L 45, 7; Gwn 7, 4; div.; monogr.; add. uit N 11, 88; N 14, 131; N 15, 16a; N 18, 71; A 4, 28; A 14, 10; L 20, 28; L 42, 46; L 48, 34; Lu 1, 16.2 ; Lu 2, 34.2; Wi 51]
I-4
|
17975 |
ziek |
ziek:
zeek (K357p Paal, ...
K357p Paal),
zièk (K357p Paal)
|
ziek [ZND 39 (1942)]
III-1-2
|
17980 |
ziekte |
ziekte:
dai zikte is besmettelek (K357p Paal),
die ziekte gaat voort (K357p Paal)
|
die ziekte is besmettelijk [ZND 32 (1939)]
III-1-2
|
34518 |
ziekten van de krop |
krop:
grǫp (K357p Paal)
|
De krop kan uitzetten als gevolg van voedering met te veel of moeilijk te verteren voedsel. Na het drinken van water zet hij dan uit. Na het drinken van te veel koud water kan de krop week worden door te grote afkoeling. Er treedt dan een verlamming van de spieren op. [N 19, 64]
I-12
|
17783 |
zien, kijken |
kijken:
kieken (K357p Paal),
kîken (K357p Paal),
zien:
zījn (K357p Paal)
|
kijken [ZND 25 (1937)] || zien [RND]
III-1-1
|
20937 |
zijde spek |
zij:
zai (K357p Paal)
|
zijde spek [Goossens 1b (1960)]
III-2-3
|
18680 |
zijden omslagdoek |
foulard (fr.):
fu̞lə:r (K357p Paal)
|
omslagdoek, zijden ~ [N 23 (1964)]
III-1-3
|
34580 |
zijladder |
leer:
līr (K357p Paal),
leren:
lirǝ (K357p Paal),
zijleren:
zai̯lirǝ (K357p Paal)
|
Ladderachtige zijkant van de hooikar. De zijladder bestaat uit een aantal sporten, die twee ladderbomen verbinden. Een gedeelte van dit materiaal werd al behandeld in wld I.3, maar wordt hier volledigheidshalve herhaald en aangevuld. [N 17, 12a + 30b + 40 + 46b + add; JG 1a; JG 1b; JG 1c; JG 1d; A 26, 2a; Lu 4, 2a; monogr.]
I-13
|