26141 |
borst |
borst:
bǫrst (K357p Paal, ...
K357p Paal)
|
Elk van de korte, zware balken door de askop, waaraan lange dunne balken met daaraan de hekwerken, bevestigd worden. Zie ook afb. 36 en 37. [N O, 1d; A 42A, 61; Sche 31] || Zie afbeelding 2.19. [JG, 1b; N 8, 32.2]
I-9, II-3
|
19497 |
borstel |
borstel:
borstəl (K357p Paal)
|
borstel [ZND 01 (1922)]
III-2-1
|
17578 |
borstelig haar |
pinhaar:
pinhār (K357p Paal),
stekelhaar:
stēͅkəlhār (K357p Paal)
|
borstelig haar (stekkerhaar, pinhoor] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
17765 |
borstkas |
borst:
borst (K357p Paal),
ich hem ne koa op men borst (K357p Paal)
|
een borst [ZND A1 (1940sq)] || Ik heb een kou op de borst. [ZND 22 (1936)]
III-1-1
|
33988 |
borstnet |
schommelaar:
sxǫmǝlē̜r (K357p Paal)
|
Vliegennet dat alleen voor de borst van het paard wordt gehangen. [JG 1a, 1b; N 13, 83b]
I-10
|
33969 |
borstriem |
borstriem:
bǫrstrę ̝i̯m (K357p Paal)
|
Leren riem van het borsttuig die voor de borst van het paard zit. Zie ook opmerking onder lemma Borsttuig. [N 13, 52]
I-10
|
18400 |
borstrok |
cache-corset (fr.):
kaṣkorse: (K357p Paal),
hemdsrok:
spelling: Frings
hömsròk (K357p Paal),
lijfje:
lɛfkə (K357p Paal)
|
borstrok, onderkledingstuk dat over het hemd wordt gedragen [hemdrok, humperok, sjtoep, liefke, slaoplijf] [N 25 (1964)] || borstrok, warme onderkleding, gedragen over het hemd (borsrok, hemdrok, hemdsrok, hemsrok) [N 02 (1960)]
III-1-3
|
18603 |
borstrok (voor mannen) |
lijfje:
lɛfkə (K357p Paal)
|
borstrok voor mannen [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18602 |
borstrok (voor vrouwen) |
lijfje:
lɛfkə (K357p Paal)
|
borstrok voor vrouwen [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18323 |
borststuk van een schort |
hondsgetuig:
honsXətuiX (K357p Paal),
hònsgetèèg (K357p Paal),
moeilijk leesbaar
hònsXətaoX (K357p Paal)
|
borststuk, bovenste deel, ~ van een schort [boezem] [N 24 (1964)]
III-1-3
|