e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Paal

Overzicht

Gevonden: 3746
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
dier, beest beest: biest (Paal), hier ook opgenomen mat. van ZND 21, 011  bieëst (Paal), ook in ZND 23, 009  biest (Paal) beest [Lk 19b (1956)], [ZND 01 (1922)] || dier [ZND 01 (1922)] III-4-2
dij bil: bel (Paal), bil (Paal), Meer gebruikt.  belə (Paal), dij: daijə (Paal) dij [ZND m] || dijen (deel v.h. been boven de knie) [ZND B1 (1940sq)] || Hoe heet het been boven de knie ? [ZND 23 (1937)] III-1-1
dijk dijk: deèk (Paal), deǝk (Paal), dēk (Paal, ... ), dijch (Paal), dē̜k (Paal), dęi̯k (Paal), opgehoopte aarde  dijk (Paal), gracht: uitgegraven  gracht (Paal), kant: kant (Paal, ... ) dijk [ZND 33 (1940)], [ZND m] || Opgehoopte aarde. [N 27, 24; L 33, 34] I-8, III-3-1
dikke boterham snee: Syst. IPA  snēͅ (Paal) Een dikke boterham (sjmouer, sjmouel?) [N 16 (1962)] III-2-3
dikke hakken dikke hakken: dikǝ hakǝ (Paal) Verdikking aan de achterkant van het spronggewricht tengevolge van vochtophoping, die kan ontstaan door trappen, stoten of slaan tegen harde voorwerpen. Het is duidelijk merkbaar als men het achterbeen van opzij bekijkt. Zie afbeelding 17 en 18. [N 8, 90d, 90e, 90f, 90h en 90j; monogr.] I-9
dikke snee brood vonk: Syst. IPA  fuŋk (Paal) Een dikke snee (haacht, hawiejk, wiejk, pil, stuut, hiejs?) [N 16 (1962)] III-2-3
dikke want pij: paiə (Paal) wanten, dikke ~, gemaakt van grove (wollen) stof [pieje, piejhesje] [N 23 (1964)] III-1-3
dikke wollen sjaal wintersjaal: wintərsjal (Paal) das, dikke wollen (winter)~ [N 23 (1964)] III-1-3
dikke, warme mantel dikke mantel: een dikke mantel (Paal, ... ), overjas: euverjas (Paal, ... ), pardessus (fr.): parresu (Paal, ... ), winterjas: wintərjas (Paal) damesmantel, warme ~ [windvanger, kabang] [N 23 (1964)] || een dikke mantel [ZND 31 (1939)] III-1-3
dinsdag voor aswoensdag vette dinsdag: vette disndag (Paal) De naam voor de dinsdag vóór aswoensdag [carnavalsdinsdag]. [N 88 (1982)] III-3-2