e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Paal

Overzicht

Gevonden: 3746

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
achterschijf stootring: stuwǝtreŋk (Paal) Ronde, met het wiel meedraaiende schijf tussen de naaf en de stootring van het asblok. De achterschijf verhindert dat er tijdens het rijden vet of smeer verloren gaat en vuil de naafbus kan binnendringen. Woordtypen met als tweede lid het woord -ring komen ook voor in het lemma ɛstootringɛ (WLD I.13).' [N G, 50a; N 17, 56; JG 1b, add.] II-11
achterste keerstrook achterste eind: axtǝrstǝ [eind] (Paal) De wendakker die het verst van de akkeringang, van de weg of van huis verwijderd ligt. Voor het (...)-gedeelte van varianten zie men het lemma keerstrook ca. [N 11, 51b; N 11A, b; A 33, 5] I-1
achteruit achter: axtǝr (Paal), achteruit: axtǝrø̜t (Paal) Voermansroep om het paard achteruit te doen gaan. [JG 1b; N 8, 95l en 96; L B 2, 254; L 36, 81b; monogr.] I-10
achteruitgaan achteruitgaan: achterot goan (Paal), achteruitgoan (Paal), aftoppen: aftuppen (Paal), teruggaan: teruggaan (Paal) achteruitgaan, wijken, deinzen [ZND 33 (1940)] III-1-2
achteruittrappen slaan: slø̜n (Paal) Met één of beide achterpoten achterwaarts trappen. [JG 1a; N 8, 70a en 72] I-9
achterwand achterschoft: axtǝrsxǫft (Paal), schoft: sxǫft (Paal) De afneembare achterplank van de kar of wagen. Deze plank werd tussen de twee zijwanden geschoven om de laadruimte af te sluiten en kon tijdens het lossen weggenomen worden. Voor de betekenisontwikkelingen van de verschillende woordtypes, zie de toelichting bij het lemma voorwand. Op de kaart zijn voor Belgisch Limburg alleen de gegevens uit de mondelinge enqu√™te opgenomen. [N 17, 30a + 36 + 48; N G, 61c; JG 1a; JG 1b; JG 2b; JG 2c; A 26, 1a; Lu 4, 1a; L 33, 4; L 40, 56; monogr.] I-13
adamsappel adamsappel: adamsapəl (Paal) adamsappel [N 10 (1961)] III-1-1
ademen asemen: ich kos neie eseme (Paal) Ik kon niet ademen [ZND 19 (1936)] III-1-1
ader ader: `n aor opesnaaie (Paal), de oaren van ze veurhuut (Paal) de aderen van zijn voorhoofd [ZND 19 (1936)] || een ader opensnijden [ZND 19 (1936)] III-1-1
afdakje boven de poort muurkap: myǝrkap (Paal) Het kleine afdakje dat op een muur is geconstrueerd boven de poort. [N 4A, 43b] I-6