| 31585 |
achterschijf |
stootring:
stuwǝtreŋk (K357p Paal)
|
Ronde, met het wiel meedraaiende schijf tussen de naaf en de stootring van het asblok. De achterschijf verhindert dat er tijdens het rijden vet of smeer verloren gaat en vuil de naafbus kan binnendringen. Woordtypen met als tweede lid het woord -ring komen ook voor in het lemma ɛstootringɛ (WLD I.13).' [N G, 50a; N 17, 56; JG 1b, add.]
II-11
|
| 32741 |
achterste keerstrook |
achterste eind:
axtǝrstǝ [eind] (K357p Paal)
|
De wendakker die het verst van de akkeringang, van de weg of van huis verwijderd ligt. Voor het (...)-gedeelte van varianten zie men het lemma keerstrook ca. [N 11, 51b; N 11A, b; A 33, 5]
I-1
|
| 19445 |
achteruit |
achter:
axtǝr (K357p Paal),
achteruit:
axtǝrø̜t (K357p Paal)
|
Voermansroep om het paard achteruit te doen gaan. [JG 1b; N 8, 95l en 96; L B 2, 254; L 36, 81b; monogr.]
I-10
|
| 17951 |
achteruitgaan |
achteruitgaan:
achterot goan (K357p Paal),
achteruitgoan (K357p Paal),
aftoppen:
aftuppen (K357p Paal),
teruggaan:
teruggaan (K357p Paal)
|
achteruitgaan, wijken, deinzen [ZND 33 (1940)]
III-1-2
|
| 33854 |
achteruittrappen |
slaan:
slø̜n (K357p Paal)
|
Met één of beide achterpoten achterwaarts trappen. [JG 1a; N 8, 70a en 72]
I-9
|
| 34584 |
achterwand |
achterschoft:
axtǝrsxǫft (K357p Paal),
schoft:
sxǫft (K357p Paal)
|
De afneembare achterplank van de kar of wagen. Deze plank werd tussen de twee zijwanden geschoven om de laadruimte af te sluiten en kon tijdens het lossen weggenomen worden. Voor de betekenisontwikkelingen van de verschillende woordtypes, zie de toelichting bij het lemma voorwand. Op de kaart zijn voor Belgisch Limburg alleen de gegevens uit de mondelinge enquête opgenomen. [N 17, 30a + 36 + 48; N G, 61c; JG 1a; JG 1b; JG 2b; JG 2c; A 26, 1a; Lu 4, 1a; L 33, 4; L 40, 56; monogr.]
I-13
|
| 17630 |
adamsappel |
adamsappel:
adamsapəl (K357p Paal)
|
adamsappel [N 10 (1961)]
III-1-1
|
| 17685 |
ademen |
asemen:
ich kos neie eseme (K357p Paal)
|
Ik kon niet ademen [ZND 19 (1936)]
III-1-1
|
| 17682 |
ader |
ader:
`n aor opesnaaie (K357p Paal),
de oaren van ze veurhuut (K357p Paal)
|
de aderen van zijn voorhoofd [ZND 19 (1936)] || een ader opensnijden [ZND 19 (1936)]
III-1-1
|
| 33470 |
afdakje boven de poort |
muurkap:
myǝrkap (K357p Paal)
|
Het kleine afdakje dat op een muur is geconstrueerd boven de poort. [N 4A, 43b]
I-6
|