e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Paal

Overzicht

Gevonden: 3746
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
emmer aker: ākər (Paal), emmer: emər (Paal, ... ), tob: toͅp (Paal) emmer [ZND 08 (1925)], [ZND 24 (1937)] || houten emmer [ZND B1 (1940sq)] || ijzeren emmer [ZND B1 (1940sq)] III-2-1
engel engel: en engel (Paal), ine engel twije engelə (Paal), inə enəl twie enələ (Paal), nen ingel twiè ingelen (Paal) Een engel, twee engelen. [ZND 34 (1940)] III-3-3
engerling, larve van de meikever made: maai (Paal), spekmade: speͅkmei̯ (Paal) engerling, meikeverlarve [ZND 34 (1940)] III-4-2
enkel enkel: eŋkəl (Paal) mijn enkel (van de voet) [ZND B1 (1940sq)] III-1-1
enten griffelen: grefələ (Paal), gruffelen: gruffelen (Paal) [RND 08] [ZND 34 (1940)] I-7
enter jaarling: jērleŋ (Paal) Rund dat één jaar oud is. [N C, 9d; monogr.; add. uit N 3A, 15 en 20] I-11
entre-deux entre-deux: entre-deux (Paal), volant: valaŋ (Paal) Kanten tussenzetsel in een gordijn, een schort, een kleed enz. [N 62, 81b; N 62, 81a; L 35, 5] II-7
envelop envelop (<fr.): amvelop (Paal), amveloppen (Paal), en a͂nveloppe (Paal), enveloppe (Paal) een omslag (van een brief) [ZND 39 (1942)] III-3-1
epidemie ziekte die besmettelijk is: dai zikte is besmettelek (Paal), ziekte die voortgaat: die ziekte gaat voort (Paal), gīēt vorts (Paal) die ziekte is besmettelijk [ZND 32 (1939)] III-1-2
ereboog boog: boog (Paal) Een boog opgericht over iemands weg als eerbewijs, bijv. bij een feest [boog, triumf, toog]. [N 88 (1982)] III-3-2