id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
17740 | gevoelloos (zijn) | doof: doèf (Paal) | in die vinger heb ik geen gevoel; hij is helemaal ... [ZND 24 (1937)] III-1-1 |
19381 | gewelf | gewelf: gǝwø̄lǝf (Paal) | Gebogen vlak, samengesteld uit bakstenen, dat de overdekking vormt van een ruimte die wordt omsloten door muren of pijlers. Zie ook de lemmata 'Troggewelf' en 'Tongewelf'. [S 10; L 1 a-m; L 24, 12; N 79, 18; monogr.] II-9 |
33265 | gewone spurrie | spurrie: spørex (Paal), spø̜ri (Paal) | Spergula arvensis L. Een 15 tot 40 cm hoge plant met rechtopstaande stengels en smalle, priemvormige bladeren in kransen en kleine witte bloempjes. Spurrie bloeit van juni tot september en wordt vooral op zandgronden als veevoeder gekweekt. [N Q, 2; JG 1a, 1b; L A1, 245; R 3, 28; monogr.] I-5 |
17564 | gewricht | gewricht: gewricht (Paal), gəvricht(ə) (Paal) | gewricht, gewrichten (draaipunt in het beenderstelsel) [gewrichte, gewervele, gewerve] [N 10 (1961)] || hoe heet het gewricht van een lidmaat, d.i. de plaats waar de beenderen van armen of benen met elkaar verbonden zijn ? [ZND 24 (1937)] III-1-1 |
17588 | gezicht | gezicht: bliek gezicht (Paal) | hij heeft een flets gezicht (bleekgeel, ziekelijk) [ZND 23 (1937)] III-1-1 |
17589 | gezicht (spotnamen) | bakkes: bakəs (Paal), muil: Jong m".l (Paal), Oud mail (Paal), smikkel: smikəl (Paal), smoel: smul (Paal) | gezicht, gelaat: spotbenamingen [N 10 (1961)] || muil [ZND m] III-1-1 |
20618 | gezouten haring | pekelharing: opgelegd piekelèring (Paal) | haring [ZND 26 (1937)] III-2-3 |
32865 | gezwad, regel gemaaid gras | gezwad: gǝzwat (Paal [(betekent ook 'zwad')] ) | De in dit lemma opgenomen woorden zijn van toepassing op de regel afgemaaid gras zoals een maaier die al voortgaande aan zijn linkerzijde vormt. Zie de toelichting bij het voorgaande lemma. = Bij de plaatscode duidt op gelijkheid van de benamingen voor zwad en gezwad in deze plaats; zie ook de kaart. [N 14, 93; JG 1a, 1b, 2c; A 16, 1b; A 4, 28 add.; A 23, 16 add.; L 8, 137; L 20, 28 add.; S 47; Gwn 7, 9; Lu 1, 16 II add.; monogr.] I-3 |
18038 | gezwel | knots: knots (Paal) | gezwel [bel] [N 10 (1961)] III-1-2 |
33894 | gezwollen tandvlees | schuil: sxø̜l (Paal) | Zwelling van het tandvlees treedt op bij jonge paarden tijdens de periode van tandwisseling. [JG lb, 2 c; A 48A, 51; N 8, 90f, 91 en 92] I-9 |